Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FOKKERIJ

betekenis & definitie

noemt men het bedrijf, dat zich bezighoudt met het produceren van dieren, die zo goed mogelijk voldoen aan de eisen, die de mens er aan stelt; bijv. paarden, runderen, schapen, varkens, geiten, honden, katten, konijnen, pluimvee en pelsdieren. De fokkerij geschiedde oorspronkelijk volgens de ervaringskennis, doch is tegenwoordig in steeds grotere mate ingesteld op de wetenschappelijke grondslag, zoals die wordt gelegd door de erfelijkheidsleer.

Allerlei omstandigheden (gebruik, afzet e.d.) maken, dat de eigenschappen, die van een dier verlangd worden, wisselen, zodat ook de fokrichting en het fokdoel dikwijls veranderen, vooral in de laatste halve eeuw. Wanneer de een of andere omstandigheid het nodig maakt voor een fokker om van richting te veranderen, d.w.z. om dieren te gaan fokken met andere eigenschappen, dan stelt toepassing van fokmethoden hem daartoe in staat. Men kent: fokmethoden, behorende tot de teelt in eigen ras of de zgn. reine teelt, benevens de fokmethoden, behorende tot de kruising.Teelt in eigen ras kan worden toegepast, indien de dieren wel de gewenste eigenschappen bezitten, doch niet in de benodigde mate. Door goede teeltkeuze, zowel op anatomische als fysiologische eigenschappen lettende, kan men de gewenste eigenschappen opvoeren binnen zekere grenzen. Te vèr opvoeren brengt gevaren met zich mede. De teelt in eigen ras wordt vooral bij rundvee toegepast. Wanneer men dieren aan elkaar paart, die aan elkaar verwant zijn, spreekt men van familie- of verwantschapsteelt. Zijn de parende dieren zeer na verwant, dan spreekt men van bloedschandeof incestteelt. Beide kunnen geschikt zijn om eigenschappen op te voeren en de fokdieren er fokzuiver voor te maken, maar zij kunnen ook leiden tot achteruitgang en degeneratie. Scherpe teeltkeuze is hoofdzaak, nl. scherp opletten, dat dieren, die de ongewenste eigenschappen in sterkere mate bezitten dan de oorspronkelijke, van verdere teelt worden uitgesloten, benevens dat alleen dieren met de gewenste eigenschappen worden gebruikt; hierdoor worden de bezwaren van verwantschapsteelt minder groot. Op grond van een groot aantal cijfers, in de practijk verzameld en statistisch bewerkt, is het mogelijk de selectie van verschillende dieren met grote kans op succes uit te voeren.

Ook de berekening van verwantschaps- en inteeltcoëfficiënten kan er toe bijdragen de selectie zó te richten dat schadelijke gevolgen beter vermeden kunnen worden. De oorspronkelijke verwachtingen, dat ook bij hogere diersoorten een chromosomenkaart gemaakt zou kunnen worden, nl. dat wij in staat zouden zijn een analyse te maken van alle erfelijke factoren, zijn door het enorme aantal genen niet te verwezenlijken. De statistische methode, in combinatie met experimenten op grote schaal (vooral in Amerika), heeft daarom weer aan betekenis gewonnen.

Indien hetzelfde doel door teelt in eigen ras kan worden bereikt, is dit te prefereren boven de fokmethode van de kruising. De fokmethode van de kruising, nl. paring van dieren van twee verschillende rassen, is nódig, wanneer men eigenschappen wil aanbrengen, die de dieren van het éne ras niet hebben. Nadat in de U.S.A. met kruising van, op zichzelf niet beste, inteeltstammen van maïs uitstekende resultaten waren verkregen is dezelfde werkwijze ook toegepast in de fokkerij van dieren. Speciaal in de kippenfokkerij wordt deze stamkruising, die in ’t algemeen meer vitale dieren oplevert, in ons land met succes toegepast. In ’t algemeen zijn de rassen van verschillende diersoorten nog zó variabel dat het vormen van meer homogene stammen met verschillende eigenschappen zeer goed mogelijk is. Bij de andere diersoorten in ons land wordt de fokkerij in eigen ras gehouden. Bij pluimvee wordt hier en daar verder gegaan dan stamkruisingen en worden ook dieren gekruist die genetisch verder van elkaar staan, nl. dieren van verschillende rassen. De nakomelingen moeten dan, althans in het Nederlandse systeem, niet verder voor de fokkerij worden gebezigd.

De rassen die ontstaan zijn door toepassing van een of andere fokmethode noemt men fokrassen,

in tegenstelling met de natuurlijke rassen, die geleidelijk zijn ontstaan onder invloed van bodem, klimaat en andere uitwendige factoren. Fokrassen zullen, vanwege het gestelde fokdoel, in één of meer richtingen sterker ontwikkeld zijn dan de natuurlijke. De stelselmatige fokkerij wordt in Nederland op velerlei wijzen bevorderd, o.a. door het stamboekwezen, door fokverenigingen, hengstenassociaties, dekstations, keuringen en tentoonstellingen, verplichte rijkshengstenkeuringen, overheidssubsidies, voorlichting en onderwijs, exportkeuringen, verenigingen voor productie-contróle e.d. Voor de paarden moet nog speciaal worden genoemd de Paardenwet.

Lit.: H. M. Kroon, De fokkerij der landbouwhuisdieren in Nederland (1925); Idem, De kruisingen in de huisdierteelt in Nederland (Meded. nr 14 der Ned. Genetische Ver., 1921); A. L. Hagedoorn, Handb. voor fokkerij en plantenteelt voor Nederland en koloniën (1927); G. Reinders, Alg. veeteelt (3de dr. 1921); A. W. Heide ma, Paardenfokkerij (2 dln, 3de dr. i920-*24); Rundveehouderij en -fokkerij in Nederland (Directie van de Landbouw, 1924); Compte rendu du congrès international pour Pélevage de l’espèce bovine (’s-Gravenhage 1923); J. L. Lush, Animal Breeding-Plans, 3rd Edition (The Iowa State College Press, 1945).

< >