Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Flavius claudius julianus

betekenis & definitie

Romeins keizer (361-363 n. Chr.), door de Christenen Apostata (de Afvallige) genoemd, zoon van Julius Constantius, de broeder van Constantijn de Grote (Constantinopel 322 - bij Bagdad 26 Juni 363).

Toen na diens dood (337) zijn zoons hun bloedverwanten uit de weg ruimden, bleven Julianus en zijn broeder Gallus gespaard. Julianus leefde in ballingschap o.a. bij Eusebius in Nikomedia, later ook in Cappadocië, waar hij onderricht kreeg in wijsbegeerte en rhetorica. Bij een verder verblijf in Nikomedia zou hij door studie van het Neoplatonisme afkerig zijn geworden van het Christendom. Later kreeg hij als leermeester Aidesios en Maximos. Gallus werd in 351 Caesar van het O., doch in 354 door keizer Constantius gedood. Julianus werd nu in Constantinopel gevangen gehouden, maar door toedoen van keizerin Eusebia bevrijd.

Bij zijn verblijf in Athene verkeerde hij met Gregorius van Nazianze en vervreemdde (ook vroeger reeds door de invloed van Libanius) meer en meer van het Christendom. In 355 werd hij door Constantius tot Caesar van het Westen benoemd; in Gallië behaalde hij grote overwinningen (o.a. bij Argentoratum) op Alamannen en Franken. In 360 dwong zijn leger hem tot opstand tegen Constantius; Julianus rukte tegen hem op en Constantius trok hem tegemoet, doch stierf onderweg (361). Julianus werd nu alleenheerser en bestreed als zodanig het door zijn voorgangers gehuldigde of althans gedulde Christendom. Zijn voornaamste maatregelen waren:1. het rhetorenedict, waarbij alleen aan niet-Christenen werd toegestaan als leraar op te treden;
2. herstel van de oude tempels en Griekse feesten en offers;
3. confiscatie van de door de Christenen tot kerken ingerichte huizen en teruggave aan de vroegere eigenaars;
4. terugroeping der verbannen bisschoppen, om tweedracht onder de Christenen te verwekken;
5. eerbewijzen voor wijsgeren en rhetoren;
6. uitgave van geschriften over wijsgerige onderwerpen en tegen het Christendom.

Zijn maatregelen hadden grote onlusten tot gevolg, waartegen Julianus niet steeds opgewassen bleek. Toch was zijn regering zegenrijk door verbetering van de rechtspraak, van de financiën, het algemeen bestuur en de post. Hij stierf tijdens de oorlog tegen het Nieuwperzische rijk. Van zijn geschriften is vrij veel over; bekend zijn zijn brieven.

Bibl.: Epistulae etc. ed. J. Bidez en F. Cumont (2 dln, Paris 1922-’32, Goll.-Budé); tekst met Eng. vert. d. W. C.

Wright (3 dln, 1913-23, The Loeb Class. Libr.); Duitse vert. d. R. Asmus (1908, Philos. Bibl. 116).

Lit.: J. Geffcken, Kaiser Julian (1913); J. Bidez, Vie de Julien (1930» de beste biografie, Duitse vert. 1940); J. Rendel Harris, J. and his Testimony (1931); A. Rostagni, Giuliano !’Apostata (1920); K. Philip, J. in der Lit. (1929); R.

Andreotti, II regno dell’imperatore G. (Bologna 1936); O. J. Henning, De eerste schoolstrijd tussen Kerk en Staat, diss. Nijmegen (1938); F. A. Ridley, J. the Apostate and the Rise of Christianity (London 1937); H.

Lietzmann, Gesch. d. alt. Kirche III (Berlin 1938); J. Vogt, Kaiser J. und das Judentum (Leipzig 1939); Drama: H. Ibsen, Kejser og Galilaeer (1873).Roman: D. J. Menesjkowsky, J. A. (1894).

< >