Latijns dichter, uit Noord-Afrika afkomstig, schoolmeester, vroom Christen, 6de eeuw n. Chr.
Zijn hoofdwerk is een beschrijving van de onderwerping (548) van de Mauri (Berbers), die het onder Byzantium staande Noord-Afrika onveilig maakten, door de veldheer Johannes, getiteld Johannis, een navolging van de Aeneis van Vergilius. Een smakeloos, eentonig gedicht, maar, daar Corippus een scherp opmerker was en vele belangrijke feiten heeft vastgehouden, heeft zijn werk een historische waarde. Het handschrift werd in 1814 door P. Mazzuchelli ontdekt.
Van minder betekenis is zijn in 567 gepubliceerde gedicht Panegyricus in laudem Justini, een lofrede op de opvolger van Justinianus, keizer Justinus (565-578), van wie hij financiële hulp verwachtte, toen hij door de tijdsomstandigheden zijn vermogen verloren had. Nieuwe uitgaven van J. Partsch in de Mon. Germ.
H. A. A. III, 2 (Berlin 1879) en van M. Petschenig (Berlin 1886).Lit.: M. Schanz, Gesch. der röm. Litt. IV, 2 (1920) § 1038 vlgg.