Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FLAMINES

betekenis & definitie

in het oude Rome priesters van bepaalde godheden, met name van Jupiter (flamen Dialis), Mars (flamen Martialis) en Quirinus (flamen Quirinalis). Deze waren de flamines maiores (grote f.). Daarnaast nog 12 flamines minor es (kleine f.).

Wij kennen het best de functie van de flamen Dialis (uit Aulus Gellius, Noctes Atticae X 15). Zijn priesterschap was zeer oud, en hij moest, evenals zijn vrouw, de flammica, verschillende handelingen en voorwerpen vermijden, die met boze magische kracht (taboe*) voorzien waren en dus de van hem uitgaande kracht-ten-goede konden schaden. Hij was daarom altijd feriatus, d.w.z. hij mocht geen werk verrichten, hij mocht geen band of knoop in zijn kleding dragen, geen schoenen van leer; hij mocht geen ijzer aanraken en van geiten, bonen en klimop zelfs niet spreken; hij mocht geen paard bestijgen, geen gewapend leger zien, niet langer dan één nacht buiten de stad blijven. Hij moest patriciër zijn en uit een op patricische wijze gesloten huwelijk geboren. Zijn afgeknipte haar en nagels werden onder een vruchtboom begraven. Hij was altijd in priestergewaad. Zijn priestermuts werd van boven gekroond door een spits, met wollen draad omwonden, olijfhoutje. In zijn bed mocht niemand anders slapen en vuur van zijn haard mocht alleen voor sacrale doeleinden worden gebruikt. De misdadiger, die hij ontmoette, mocht op die dag niet gestraft worden. Hij had een sella curulis (magistraatszetel), was lid van de senaat en had een lictor. De talloze beperkingen, de flamen Dialis opgelegd, maakten, dat velen er bezwaar tegen hadden dit priesterschap te aanvaarden: eens moest het zelfs 75 jaar lang (tot onder keizer Augustus) onbezet gelaten worden. De andere flamines hadden minder rechten en plichten.

< >