graaf, Russisch krijgsman (1661 of 1671 - 21 Nov. 1728), generaal-admiraal, was een van de belangrijkste medewerkers van Peter den Grote. Hij stamde uit een aanzienlijk geslacht (zijn zuster was gehuwd geweest met tsaar Fjodor, 1676-1682) en werd in 1692 wojewode (stadhouder) van Archangel, waar hij de scheepsbouw bevorderde.
In 1697 kreeg hij het oppertoezicht over de scheepswerven te Woronesj, waar de Zwarte-Zeevloot werd gebouwd. Daarna was hij een tijdlang gouverneur van Azow. Gedurende de Noordse oorlog (1700-1721) sloeg hij in 1708 een Zweedse aanval op Ingermanland en het pas gestichte St Petersburg af. In 1710 nam hij Wiborg, te zamen met vice-admiraal Cruys, in 1713 Helsingfors, terwijl hij in de zeeslag bij Hangö ud tegen de Zweden de eerste grote overwinning van de Russische vloot bevocht, wier schepper hij, naast Peter, mag heten. In 1717 werd hij president van het Admiraliteitscollege, na Peters dood lid van de Opperste Geheime Raad (1726). Hij was een der vertrouwden van Peter, hoewel hij diens hervormingsideeën lang niet in alle opzichten deelde. In 1716 werd hij wegens knoeierijen zwaar beboet, maar Peter schonk hem kort daarna de goederen van zijn zuster, de tsarinweduwe Martha Matwejewna.Lit.: R. N. Bain, The pupils of Peter the Great (London 1897).