(Arabisch) betekent oorspronkelijk „inzicht, weten”, maar wordt speciaal voor de zgn. Mohammedaanse „plichtenleer” en de studie daarvan gebruikt.
De Islam kent slechts één wetgever, God. Gods wet is de zgn. Heilige Wet of Sjarî’a en zo is de fikh de wetenschap van de Sjarî’a. Onder deze wetenschap behoren zowel de voorschriften van de eredienst als de regeling van de juridische verhoudingen, het Mohammedaanse recht. De beoefenaars van deze wetenschap heten fakîh (meervoud: foekahâ). Sedert de iste eeuw van de Islam zijn deze geleerden begonnen volgens bepaald systeem de Heilige Wet af te leiden uit de bronnen; deze zijn in de eerste plaats de Koran en de Heilige Overlevering omtrent Mohammed (de Hadîth), maar daaraan worden als derde en vierde bron toegevoegd de idjmâ (consensus der gemeente) en de kijâs (analogie-redenering). Na een periode van zelfstandig werken en onderling meningsverschil der juristen hebben ten slotte vier zgn. rechtsscholen in de orthodoxe Mohammedaanse wereld gelijkelijk gelding gekregen; deze rechtsscholen heten naar grote geleerden uit de iste en 2de eeuw van de Hidjra; het zijn de scholen der Sjâfi’ieten, Hanafieten, Mâlikieten en Hanbalieten. In latere eeuwen is het aan de Mohammedaanse rechtsgeleerden niet meer geoorloofd van de eenmaal door de voorgangers vastgestelde rechtsvoorschriften af te wijken; alleen in onderdelen mogen zij nog verschillende meningen zijn toegedaan. De Arabische fikh-literatuur is buitengewoon uitgebreid, doordat iedere generatie van geleerden voortging met op de werken hunner voorgangers commentaren te schrijven. Intussen heeft van de oudste tijden af slechts een gering gedeelte van de door de rechtsgeleerden uitgewerkte regelen toepassing gevonden; de meest practische geldigheid hebben steeds gehad en hebben nog de voorschriften, die de eredienst betreffen en het familierecht. In Indonesië waar de Sjâfi’ietische rechtsschool geldt, zijn de Mohammedaanse instellingen overal in meer of mindere mate in het zgn. adatrecht opgegaan.Lit.: Th. W. Juynboll, Handl. t. d. kennis v. de Mohamm. Wet volgens de leer der Sjâfi’itische school, 4de dr. (Leiden 1930).