(Frans: Fès, Arabisch Fâz), stad in Noord-Afrika (Marokko), gelegen op 34o 6' 33" N.Br. en 4° 38' 15" W.L.v.Gr., op 160 km van de Atlantische Oceaan en op 137 km van de Middellandse Zee, op 350 m boven de zeespiegel in een brede, vruchtbare dalvlakte (el Gharb). Fez wordt, met uitzondering van het zuiden, omzoomd door heuvels waarop verspreid liggende boomgaarden (o.a. sinaasappel, granaatappel en olijf).
De stad ligt op het kruispunt van de oost-west gerichte verbinding van Algérie naar de Marokkaanse havens aan de Atlantische Oceaan en van de noord-zuid lopende karavaanweg welke Tanger met de Sahara verbindt. Fez is het belangrijkste inheemse commerciële en industriële centrum van Marokko en door middel van de spoorweg met Casablanca, Tanger en Oran verbonden. De locale nijverheid omvat: leerbewerking (o.a. muilen en boekbanden), zadelmakerij, textiel (wollen dekens en kleding, katoenen en zijden doeken, mantels, zijden koorden, galons, borduurwerk van zijde), tapijten, wapens en aardewerk fo.a. gekleurde tegels). Ook vervaardigt men er rode wollen mutsen en andere hoofdbedeksels, onder de naam van ,,fez” bekend.Fez telt (1949) 221 000 inw., w.o. ca 17 000 Europeanen; voor het overige Moren, Berbers, Arabieren, Joden en Negers. De stad bestaat uit twee delen, nl. de oude stad {Fez el-Bali), gelegen op de rechteroever van, de Wed (Oued of Wad) Fâz, een zijrivier van de Seboe en waar handel en industrie zetelen en de nieuwe stad (Fez el-Djedid), gelegen op de linkeroever, waar de regeringsgebouwen en de Joodse wijk (mellah) zich bevinden. In de oude stad zijn de straten veelal nauw, de huizen hoog en de bovenverdiepingen naar de straatzijde uitgebouwd.
Fez werd vermoedelijk ca 806 door Edris II (Moelai Idris II) gesticht op de plaats, waar eens een Romeinse nederzetting gelegen was, en werd in de middeleeuwen, toen zij de hoofdstad was van het rijk van Marokko, als de prachtigste stad van het uitgestrekte gebied van de Mohammedanen beschouwd. Zij was beroemd om haar gebouwen, scholen en als wetenschappelijk centrum; haar universiteit (vooral godsdienst, wijsbegeerte en astronomie) stond in hoog aanzien in Afrika en Zuid-Europa. In de 16de eeuw begon de stad (na verplaatsing van de residentie, doordat het rijk Fez met het rijk Marokko werd verenigd) te kwijnen en in dit verval deelde de universiteit. Hoewel Fez nog steeds de universiteitsstad is van Marokko, is de betekenis een meer locale geworden. Van de vele moskeeën, die eens bij droegen tot de roem van Fez zijn er nog een 130-tal over, waaronder de moskee der Cherubin (Djama Karoebin) van Edris, met een grote boekerij, de prachtigste, de meest heilige en tevens een onschendbare vrijplaats is. In Mei 1912 bezetten Franse troepen op verzoek van de toenmalige sultan (Moelai Hafid) de stad, die na het sluiten van het verdrag tussen Marokko en Frankrijk in 1912 tijdelijk hoofdstad en zetel van de Résident-Général van Frankrijk was.
H. A. BOMER
Lit.: G. Mauclair et J. F. Bouchoz, Fès, ville sainte (1930); J. et J. Tharaud, Fèz, ou les bourgeois de l’Islam (1930).