Frans criticus en literair-historicus (Toulon 19 Juli 1849 - Parijs 9 Dec. 1906), woonde eerst te Marseille en kwam later naar Parijs. In 1875 werd hij medewerker aan en redacteur van de Revue des Deux Mondes en trad in 1893 als directeur daarvan op.
Tevens werd hij in 1886 docent aan de Ecole Normale Supérieure, waartoe hij indertijd als leerling niet was toegelaten. Een bezoek in de herfst van 1894 aan paus Leo XIII leidde Brunetière’s terugkeer tot de Katholieke kerk in en in het geruchtmakende artikel uit zijn tijdschrift, dat de nieuwe jaargang van 1895 inluidde — Après une Visite au Vatican — sprak hij reeds van het partiële „failliet der wetenschap”, een aanwijzing met hoeveel hartstocht de polemist zijn nieuw standpunt zou verdedigen. Voor Brunetière was de traditionele, hiërarchische eeuw van Lodewijk XIV de „grote” eeuw en in die eeuw was Bossuet voor hem het ideaal. Aan diens opvattingen over moraal en kunst werden voortaan alle producten des geestes gemeten en in geval van afwijking streng veroordeeld.
Ondanks het grote succes bij de tijdgenoten en zijn onmiskenbaar grote geleerdheid en belezenheid (zijn bibliotheek bevatte 12000 dln), zijn de denkbeelden van Brunetière snel verouderd en grotendeels verdrongen door de opvattingen van de wetenschappelijke school van Lanson. Trouwens zijn eigen theorie over de zelfstandige ontwikkeling der verschillende literaire genres had Brunetière zelf reeds opgegeven.Bibl.: Etudes critiques sur l’histoire de la littérature française (9 séries, 1880-192 t) ; Histoire et littérature (dl I—III, 1884-1886); Questions de critique (1889); Nouvelles questions de critique (1890); Le roman naturaliste (1883 en 1896); Les époques du théâtre français 1636-1850 (1892); Essais sur la littérature contemporaine (1892 en 1895); L’évolution de la poésie lyrique en France au XIXe siècle (2 dln, 1894); Education et instruction (1895); La moralité de la doctrine évolutive (1896); Manuel de l’histoire de la littérature française (1898); Discours de Combat (1900-1907); Discours académique (1901); Histoire de la littérature française classique (1515-1830, 4 dln (1904-1917) ; Honoré de Balzac (1905).
Lit.: H. P. L. Wiessing, F.
Br. (in: Mannen en Vrouwen van Beteekenis) (Haarlem 1907); F. Br. (1907) (herdr. 1932); V. Giraud, Les Maîtres de l’heure I (1911); E. Faguet, F.
B. (Paris 1911); G. Fonsegrive, L’évolution des Idées dans la France contemp. (1917); G. Lanson, Méthodes de 1’hist. litt. (Paris 1925); L. R.
Richard, F. Br. (Paris 1905); I. Babbitt, The Masters of Modern French Criticism (1913); Alex. Belis, La Critique frang. a la fin du XlXe siècle (1926); E.
R. Curtius, F. Br. (Strassburg 1914); W. Jéquier, F.
Br. et la critique littéraire (Lausanne 1922, thèse); E. Hocking, F. Br., the evolution of a critic (Madison 1936); J. van der Lugt, L’action religieuse de F'. Br. 1895-1906, Diss.
Nijmegen (Paris 1936); R. Wiarda, Taine et la Hollande, introduction (Paris 1938).