is de naam van een plantenfamilie uit de orde van de Amentifloren* of Katjesdragenden en wel uit de groep van de Cupuliferen*, die tegenwoordig ook Fagales genoemd wordt. Deze familie telt in de gematigde gewesten en in de tropen, maar niet in Afrika zuidelijk van de Sahara, ca 400 soorten, houtgewassen met enkelvoudige tot diep veerspletige bladeren met steunblaadjes en tegelijk met de bladeren, in de oksels daarvan, verschijnende bloeiwijzen.
De meest eenslachtige bloemen vertonen òf een 4-7-delig vergroeid bloemdek met 4-7 dan wel 8-14 niet gespleten meeldraden òf een 6-tallig bloemdek met een onderstandig vruchtbeginsel uit 3 (zelden 6) vruchtbladen met evenveel stijlen en hokjes, elk met 2 hangende anatrope zaadknoppen. De vrucht is een noot. Evenals bij de Corylaceeën komt een napje of cupula tot ontwikkeling. Dit is met schubben of stekels bezet en kan, in tegenstelling met de toestand bij de Corylaceeën, meer dan 1 vrucht omsluiten. De belangrijkste geslachten van de Fagaceeën zijn: Quercus of eik, waarbij de cupula kort blijft, en Fagus of beuk en Castanea of Kastanje bij welke zij 2 resp. 3 bloemen en vruchten geheel omgeeft, met 4 kleppen openspringend.