Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EXTERRITORIALITEIT

betekenis & definitie

(1, volkenrecht) is de toestand, waarbij ten behoeve van zekere categorieën personen en organen, die zich binnen het gebied van een staat bevinden, het geheel of belangrijke gedeelten van het interne recht van die staat buiten werking zijn gesteld. De term, afgeleid van de Latijnse woorden extra en territorium — beter zou hij dus extraterritorialiteit kunnen luiden —, is eigenlijk niet geheel juist, omdat de geprivilegieerden niet geacht moeten worden zich buiten het gebied van de vreemde staat te bevinden, maar slechts in bepaalde opzichten en onder zekere voorwaarden aan de uitoefening van zijn gezag zijn onttrokken.

De regels van de exterritorialiteit behoren tot het volkenrecht. Meeren meer verdwijnt deze door privilegiën, immuniteiten, exemptiën en asylrechten ontstane bijzondere toestand. Naast de exterritorialiteit, die een voorrecht is van bepaalde personen wegens hun kwaliteit, kennen wij de exterritorialiteit, die aan al de onderdanen van bepaalde staten in bepaalde — meestal minder beschaafde — landen toekomt, een sinds Wereldoorlog I snel verdwijnende uitzonderingstoestand (z capitulatie, 2).Personen, die wegens hun kwaliteit het voorrecht genieten, zijn in de eerste plaats de staatshoofden en zij, door wier bemiddeling het diplomatiek verkeer onderhouden wordt.

1. Allereerst komt het toe aan het staatshoofd — onverschillig of dit een souverein vorst, een regent of een president van een republiek is —, die met toestemming van de landsoverheid — en deze wordt altijd vermoed te bestaan, zolang zij niet uitdrukkelijk geweigerd of ingetrokken is — het gebied van de vreemde staat betreedt. Zijn gevolg, de goederen ten dienste van zijn persoon en de woning, waarin hij verblijf houdt, delen ter wille van hem in hetzelfde voorrecht. Reist het staatshoofd incognito, dan kan hij geen aanspraak maken op de rechten van de exterritorialiteit; door het incognito op te heffen herleven zij echter onmiddellijk. Zij komen ook toe aan de gemalin van de regerende vorst, doch niet aan zijn verdere bloedverwanten. Het aannemen door een vorst van de eretitel van bevelhebber van een regiment maakt hem niet tot onderdaan van hem, die de titel schonk, en doet dus het voorrecht niet verloren gaan. Voor de onroerende goederen, ook al behoren zij aan een staatshoofd, blijft de algemene rechtsregel gelden, dat zij onderworpen zijn aan de wetten van de plaats, waar zij zijn gelegen.
2. In de tweede plaats genieten de gezanten het voorrecht van de exterritorialiteit (z diplomatie). Consuls hebben het voorrecht alleen, als zij diplomatieke macht bezitten, wat gewoonlijk niet het geval is. Daarom hebben de staten er meestal geen bezwaar tegen, dat een onderdaan van het eigen land consul van een vreemde mogendheid is, terwijl zij hem de waarneming van het gezantschap niet licht zullen toestaan.
3. Een derde categorie personen, aan wie het voorrecht van de exterritorialiteit wordt toegekend en wel in dezelfde omvang als aan de gezanten, zijn zij, die, hoewel niet deel uitmakend van een in de betrokken staat gevestigd of naar die staat afgevaardigd gezantschap, een functie bekleden, welke onafhankelijkheid van het territoriaal gezag ter plaatse, waar zij zich bevinden, wenselijk maakt; het betreft hier: ministers van Buitenlandse Zaken, reizende in het buitenland; diplomaten op weg naar hun post tijdens hun doorreis door een derde staat; andere regeringsvertegenwoordigers met diplomatiek karakter, bijv. de leden van enkele commissies uit de vredesverdragen na Wereldoorlog I en Wereldoorlog II en van andere internationale commissies en organen.
4. Diplomatieke voorrechten en immuniteiten op dezelfde voet als de gezanten genieten ook de leden van een aantal internationale rechterlijke en scheidsrechterlijke colleges, bijv. van de scheidsgerechten, gevormd uit de leden van het Permanente Hof van Arbitrage, en van het Internationale Gerechtshof (vroeger het Permanente Hof van Internationale justitie).
5. De vertegenwoordigers van de leden, alsmede de functionarissen, van de Verenigde Naties genieten zodanige voorrechten en immuniteiten, als nodig zijn voor de onafhankelijke uitoefening van hun functies in verband met de Organisatie. Dit voorschrift van art. 105 van het Handvest van de Verenigde Naties is nader uitgewerkt in een tweetal door de Algemene Vergadering aangenomen verdragen, nl. het verdrag van 13 Febr. 1946 nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties en het verdrag van 21 Nov. 1947 nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties, tot welke verdragen ook Nederland is toegetreden (onderscheidenlijk Stbl. 1948, no I 224, en Stbl. 1949, no J 67). De aan de vertegenwoordigers van leden toekomende voorrechten komen die, waartoe de gezanten zijn gerechtigd, nabij. De secretaris-generaal en de adjunct-secretarissen-generaal van de Verenigde Naties, alsook de hoofden van de zgn. gespecialiseerde organisaties en, bij hun afwezigheid hun plaatsvervangers, genieten naast nog enkele andere privileges de diplomatieke voorrechten en immuniteiten in volle omvang. De lagere ambtenaren van de Verenigde Naties en van de gespecialiseerde organisaties hebben slechts enkele bijzondere voorrechten. Onschendbaar zijn zij alleen in verband met handelingen, verricht in hun officiële functie. Hun onschendbaarheid is dus niet algemeen; in het bijzonder geldt zij niet voor bedrijvigheid buiten de Verenigde Naties. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de arrestatie in N. York in Mrt 1949 van een ambtenaar van de Verenigde Naties op beschuldiging van spionnage ten nadele van de V.S. van Amerika heeft dit punt een belangrijke rol gespeeld. Voor de vertegenwoordigers van de leden van de Volkenbond en voor de ambtenaren van de Bond gold overeenkomstig het bepaalde in art. 7, lid 4, van het Volkenbondsverdrag, dat zij in de uitoefening van hun functies diplomatieke voorrechten en immuniteiten genoten.
6. Vreemde troepen, die in krijgsorde, onder bevel van hun bevelhebbers, over vreemd grondgebied trekken — hetzij zij dit doen krachtens vergunning voor een enkele maal verleend of op grond van een bij overeenkomst gevestigd recht —, worden ook niet met onderdanen gelijkgesteld; zij zijn en blijven exterritoriaal. Met vreemde oorlogsschepen is dit eveneens het geval, alleen zijn zij onderworpen aan de havenreglementen en aan de bepalingen, de eigenlijke scheepvaart betreffende.
7. De Organisatie van de Verenigde Naties geniet op het gebied van ieder van haar leden al die voorrechten en immuniteiten, welke nodig zijn voor het verwezenlijken van haar doeleinden. Daartoe zijn in de hierboven onder punt 5 vermelde verdragen bijzondere bepalingen gemaakt voor de Verenigde Naties en de gespecialiseerde organisaties en voor hun eigendommen en bezittingen. Hun gebouwen, terreinen en archieven zijn onschendbaar, terwijl onder meer vrijdom van directe belastingen en douanerechten is gegeven.

MR L. V. LEDEBOER

Lit.: M. Böger, Die Immunität der Staatsschiffe (Kiel 1928); J. L. F. van Essen, Ontwikkeling en codificatie van diplomatieke voorrechten (Arnhem 1928); J. Secrétan, Les immunités diplomatiques des représentants des états membres et des agents de la Société des Nations (Lausanne 1928); W. Mettgenberg, Freies Gelei und Exterritorialität (Berlin 1929); P. H. Frei, De la situation juridique des représentants des membres de la Société des Nations et de ses agents (Paris 1929) ; S. Basdevant, Les fonctionnaires internationaux (Paris 1931); S. Kauffmann, Die Immunität der Nicht-Diplomaten (Leipzig 1932); A. Hammarskjöld, Les immunités des personnes investies de fonctions internationales (Recueil des Cours de L’Acad. de droit intern, de La Haye, dl 56; Paris 1937); L. W. F. H. Omta, Immuniteit van staatsschepen en -ladingen en van staatsluchtvaartuigen (Amsterdam 1938); G. Baldoni, Les navires de guerre dans les eaux territoriales étrangères (Recueil des Cours de PAcad. de droit intern, de La Haye, dl 65; Paris 1939); M. Miele, L’immunità giurisdizionale degli organi stranieri (Pisa 1947); M. Hill, Immunities and privileges of international officiais (Washington 1947); G. W. Keeton, L’exterritorialité en droit international et en droit comparé (Recueil des Cours de l’Acad. de droit intem. de La Haye, 1948) ; J. P. A. François, Handboek van het volkenrecht, dl I (2de dr., Zwolle 1949)

(2, strafrecht). De toepasselijkheid van de Ned. strafwet wordt beperkt door het volkenrecht (art. 8 W.v.Sr.). De belangrijkste beperking is die van de exterritorialiteit, waardoor personen, die dit privilege genieten, voor strafbare feiten hier begaan niet kunnen worden vervolgd. Het privilege heeft zich ontwikkeld op de grondslag van hoffelijkheid en van doelmatigheid. Het komt toe aan gezanten (incl. familie en gezantschapspersoneel), vreemde souvereinen en andere staatshoofden (voor zover zij zich niet incognito in het land bevinden), bemanningen van vreemde oorlogsschepen, die met toestemming van de Ned. regering zich in Ned. havens bevinden (ook voor feiten buiten boord begaan) en de manschappen van een vreemd leger, dat met toestemming van de Ned. regering zich in het land bevindt. Voor feiten, door genoemde personen begaan, mist het Ned. Openbaar Ministerie het recht om te vervolgen (Men zie in verband met de exterritorialiteit van vreemde gezanten de circulaire van de min. v. Justitie d.d. 3 Febr. 1922, 2de Afd. A no. 716).

< >