is de naam van enige pausen.
Eugenius I (654-657; gest. 2 Juni 657), werd gekozen in 654 op bevel van keizer Constans II, nadat deze Paus Martinus I om religieuze en politieke motieven had afgezet en verbannen.
Eugenius II (824-827), vaardigde met Lotharius, de zoon van Lodewijk de Vrome, de Constitutio Romana uit (824), waardoor de opperste souvereiniteit over de kerkelijke staat practisch aan de keizer gegeven werd. Bij de strijd over de beelden verklaarde hij zich voor de besluiten van het Concilie van Parijs van 1 Nov. 825. Een synode te Rome in Nov. 826 gaf voorschriften tot strengere handhaving van de kerkelijke tucht en tot bevordering van de theologische wetenschappen. Het eigen kerkenwezen werd tot in het Italiaanse kerkelijke recht ingevoegd.
Eugenius III (1145-1153; gest. Tivoli 8 Juli 1153), heette tevoren Bernardo Pignatelli, was afkomstig uit Pisa, had Bernardus* van Clairvaux tot leermeester en werd benoemd tot abt van het Cisterciënser klooster van de heilige Anastasius te Rome. Op zijn verzoek schreef Bernardus „De Consideratione”, waarin de taak van de pausen werd omschreven en voorstellen gedaan om de Curie te hervormen. Eugenius werd wegens republikeinse woelingen onder Arnaldus* van Brescia gedwongen Rome te verlaten. Hij begaf zich naar Duitsland en Frankrijk. Koning Roger van Sicilië herstelde hem op zijn zetel, doch hij moest wederom voor de Romeinse republikeinen de wijk nemen, zodat hij na die tijd meestal te Segni woonde. Eerst 1152 kon hij naar Rome terugkeren. In zijn tijd valt de Tweede Kruistocht, door de Duitse keizer Koenraad III en koning Lodewijk van Frankrijk ondernomen.
Eugenius IV (1431-1447; Venetië 1383 - Rome 23 Febr. 1447), was geboortig uit Venetië, droeg te voren de naam Gabriel Condolmieri en werd als Augustijner Eremiet in 1408 bisschop van Siena en kardinaal. In zijn tijd verhief zich het streven naar hervorming, die zich op de conciliën te Konstanz en te Bazel zeer sterk deed gevoelen. De paus hief op grond van verkeerde inlichtingen en uit angst voor de toepassing van de antipauselijke canones van Constanz het concilie van Bazel op, dat evenwel werd voortgezet en steun vond in Frankrijk op een vergadering van de Franse geestelijkheid te Bourges. Hier werden verschillende besluiten van Bazel geaccepteerd, die ’s jaars daarna ook door Karel VII in de zgn. Pragmatieke sanctie werden geapprobeerd. De Duitse vorsten verklaarden zich meermalen neutraal, doch namen 26 Mrt 1439 enige decreten van Bazel aan, alhoewel met wijzigingen en een protest tegen de suspensie, die het concilie had uitgesproken tegen de paus. In Oct. 1439 ging het concilie over tot het kiezen van een tegenpaus, Amadeus VIII van Savoye (z Felix V), die door Eugenius werd veroordeeld. Hij was de laatste tegenpaus. Eugenius zelf had een concilie beroepen te Ferrara (1438), dat later verlegd werd naar Florence (z Florence, concilie van). De strijd tussen de beide pausen en de concilies duurde voort. Eugenius stierf middelerwijl en werd opgevolgd door Nicolaus V, in Mrt daaraanvolgend gekozen. Toen Felix V in 1449 afstand deed van zijn waardigheid, was de eenheid hersteld.
Lit.: Fr. X. Seppelt, Gesch. d. Papsttums II vlg. (Leipzig 1934 vlg.).