Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tucht

betekenis & definitie

(kerkelijk) is in het Protestantisme de toepassing van de sleutelmacht der Kerk (Matth. 18 : 19). Zij behoort tot het opzicht over de lidmaten, bepaaldelijk over de ambtsdragers, dat de bewaring der gemeente en het behoud van hen die dwalen beoogt; zij treedt eerst in werking als andere middelen hebben gefaald.

De kerkelijke tucht wordt onderscheiden in leertucht en levenstucht. Vooral in het Gereformeerd Protestantisme neemt zij, onder invloed van Calvijn, een belangrijke plaats in en wordt uitgeoefend door de kerkeraad (censura morum, inzonderheid vóór de bediening van het Avondmaal) en de meerdere vergaderingen. Tuchtmiddelen zijn vermaning, uitsluiting van deelneming aan het Avondmaal, schorsing en ontzetting uit het ambt, uitsluiting uit de gemeenschap der Kerk. Herstel na betoond berouw is te allen tijde mogelijk. De Nederlandse formulieren voor de ban en de wederopneming zijn vastgesteld door de Synode van ’s-Gravenhage 1586. In de 16de en 17de eeuw werd de tucht streng toegepast, nadien steeds schaarser.PROF. DR W. F. DANKBAAR.