De Congregatie van Jezus en Maria of van de Eudisten (afkorting: C.J.M.), congregatie van priesters, werd op 25 Mrt 1643 te Caen door de H. Johannes Eudes gesticht.
Haar hoofddoel is de inrichting en de leiding van priesterseminaries en de prediking van volksmissies in de parochiën. De regel van deze congregatie, in 1645 opgesteld en door Clemens X in 1674 bekrachtigd, legt dus ook niet de eigenlijke kloostergeloften aan haar leden op en voorziet alleen een belofte van gehoorzaamheid aan de oversten. Verder zijn de inrichting en de regeltucht niet verschillend van deze der congregaties met gewone geloften en verwant met die van de Oratorianen. Kenmerkend zijn de strengheid voor nederigheid, armoede en gehoorzaamheid en de godsvrucht tot de HH. Harten van Jezus en Maria, die de congregatie wil verspreiden.Vóór de Franse Revolutie was deze congregatie bloeiend en was zij vooral verspreid in Normandie en Bretagne; zij telde 18 seminaries en één studiehuis te Parijs en maakte zich verdienstelijk door de volksmissies en de strijd tegen het Jansenisme. Zij werd door de revolutie weggevaagd; de overste van het Parijse huis, François Hébert, biechtvader van Lodewijk XVI, werd samen met twee medebroeders gedood. In 1826 werd zij te Rennes door Toussaint Blanchard opnieuw opgericht en door Rome bekrachtigd in 1851. Wel werd haar in Frankrijk de leiding van de seminaries niet meer opgedragen en zijn er haar belangrijkste werken de volksmissies en het middelbaar onderwijs. In Amerika echter houdt zij zich nog met priestervorming bezig. De congregatie van de Eudisten, die sedert 1894 haar generaal huis te Rome bezit, bestaat uit drie provincies: de Franse heeft haar moederhuis te Parijs, haar scholasticaat deels te Rome, deels in Bretagne, deels te Gijzegem (O.Vl. België) ; de Zuidamerikaanse bestuurt verscheidene seminaries in Colombia en Venezuela; de Canadese is belast met de leiding van het missiegebied aan de St Laurensgolf. De congregatie telt ca 40 huizen en ca 600 leden.
PROF. DR MAG. W. ONCLIN
Lit.: Ch. de Montzey, Eudes et ses congrégations (Paris 1869) ; Dict. de théol. cath. (V kol. 1473-1477); Dict. des connaiss. relig. (III 66-70) ; D. Bouclay, Vie du vénérable J. Eudes (4 dln, 1905-1908).