Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ESCARP

betekenis & definitie

heet de in vestingbouw het al of niet met een muur beklede talud van de hoofdgracht van een vestingwerk, aan de zijde van de verdediger (z contrescarp).

Bij de Oudnederlandse vestingen zijn de escarptaluds van de landfronten meestal niet bekleed doch bestaan deze uit zo steil mogelijk (met behulp van zware zoden of kortgehouden beplanting) opgezet aardwerk; de rivier- of zeefronten zijn met het oog op de golfslag doorgaans met steen bekleed. Bij het Nieuwnederlandse stelsel en de verbetering van de oude vestingen werden dikwijls bekledingsmuren aangebracht, welke echter niet hoger reikten dan de kruin van het tegenoverliggend glacis. Toen gold nl. de regel: „gezien metselwerk is verloren metselwerk” (Coehoorn), welke regel echter door de verdere ontwikkeling van de artillerie en de zgn. indirecte beschieting met krombaanvuur, later niet was te handhaven. In de moderne versterkingen zijn daarom de escarpen slechts aan de voet of in het geheel niet bekleed en wordt de stormvrijheid door andere middelen als zware ijzeren hekken e.d. hindernissen, geflankeerd uit kazematten of caponnières, verkregen. Voorbeelden van escarpmuren zijn in Nederland te zien o.a. te Naarden, Gorinchem en Willemstad (daar alleen aan de rivierfronten) langs natte grachten en o.a. te Maastricht, zowel zeer hoge uit de middeleeuwen (1ste en 2de ommuring) als lagere uit de 18de eeuw (Hoge fronten van Dumoulin) aan droge grachten.

KOL. b. d. W. H. SCHUKKING

< >