Duits wijsgeer (Breslau 28 Juli 1874-New York 13 Apr. 1945), studeerde eerst rechten, daarna wijsbegeerte en wiskunde; hij heeft dan ook mede grote belangstelling voor de exacte wetenschappen getoond. In 1899 promoveerde hij op het proefschrift Descartes’ Kritïkder mathematischen und naturwissenschaftlichen Erkenntnis. In 1906 werd hij privaatdocent te Berlijn, in 1919 hoogleraar in de wijsbegeerte aan de nieuwe universiteit te Hamburg.
Van Joodse afkomst, was hij onder het Nationaal-Socialisme gedwongen in r933 Duitsland te verlaten en in het buitenland zijn toevlucht te zoeken. Hij zette zowel te Oxford als te Göteborg, van 1941-’44 in New Haven en in i944-’45 aan de Columbia-University te New York zijn werk voort.Cassirer is allereerst de man, die de grondgedachten van Cohen en Natorp verder binnen het historisch verband der geesteswetenschappen heeft ontwikkeld. In hem zet de filosofie der Marburger school zich niet alleen voort, maar vindt zij één harer belangrijkste vertegenwoordigers. Voor alles blijft hij de historicus, die een belichting van de kennisleer en haar ontwikkeling geeft van het standpunt der critische filosofie uit. Aan de geschiedenis der filosofie zelf ons het kernverschil te laten zien tussen een dogmatische en een critische kennisleer, is de grondgedachte van zijn werk geweest.
Het is hierbij vooral aan het ontstaan der zgn. Nieuwe Natuurwetenschap, dat hij zich oriënteert. Duidelijk doet hij zien, hoe de oude Aristotelische natuurleer, waarbij God en wereld binnen één metafysisch verband waren gebracht, voor de moderne fysica moest wijken. In plaats van een statisch stelt hij een dynamisch natuurbegrip.
De verhouding van het substantiebegrip tot het functiebegrip is hier beslissend.
DR P. STERKMAN
Bibl. (voornaamste werken): Das Erkenntnisproblem in der Philosophie u. Wissenschaft der neueren Zeit, 3 dln (1906-1920); Substanzbegriff und Funktionsbegriff (1910); Philosophie der symbolischen Formen, 3 dln (1923-1929); Individuum u. Kosmos i. d. Philos. d.
Renaissance (1927); Die Philos. d. Aufklärung (1932); Descartes (1939); Zur Logik der Kulturwissenschaften (1942); An essay on man: An introduction to a philosophy of human culture (1944); Rousseau, Kant, Goethe, Two Essays (1945); The Myth of the State (1946).
Lit.: E. Meyerson, L’Histoire du problème de la connaissance de M. E. Cassirer, Rev. de Mét. et de morale XIX (1911); H.
Bahr, Ueber E. C., Die neue Rundschau vol. 28, no 11; G. Heymans, Zur C.schen Reform d. Begriffslehre, Kant-Stud. (1928); H.
J. Pos, Tijdschr. v. Wijsb., 1946; Gh. Hendel, E.
C., Philosophy and Phenomenological Research, IV; P. A. Schilpp, E. C. (1948).