(Grieks: Epameinondas), grootste staatsman en veldheer van Thebe, geboren uit een aanzienlijk geslacht (ca 420 v. Chr.), opgevoed door Lysis, een volgeling van Pythagoras, wijsgerig van aanleg, nam tussen 379 en 371 ijverig deel aan de organisatie van de Boeotische Bond.
In 371 werd Epaminondas tot Boiotarch (bestuurder van de Bond) gekozen en handhaafde hij de rechten van de bond op het vredescongres in Sparta. De Spartaanse koning Kleombrotos viel daarop Boeotië binnen, maar werd door Epaminondas bij Leuktra verslagen (371) door middel van de zgn. scheve phalanx*. Nu was Sparta’s overwicht gebroken. Epaminondas kreeg Boeotië en Phocis in zijn macht en deed ettelijke tochten naar de Peloponnesus, waar hij voorgoed Messenië van de Spartaanse heerschappij bevrijdde en in Arcadië de Arcadische Bond, die een middelpunt in Megalopolis had gesticht, tot grootheid bracht. Tot dicht bij Sparta drong hij door; de stad zelf echter werd door Agesilaos verdedigd. Zo had Thebe, in het begin ook door Athene gesteund, zich de hegemonie te land verworven. Het streefde ook naar de leiding ter zee en bouwde een vloot; dit maakte Athene bevreesd. Ook een deel der Arcadiërs wendde zich van Thebe af en tot Sparta. Bovendien was Epaminondas’ medewerker Pelopidas*, die veroveringen in Thessalië had gemaakt, daar gesneuveld. Epaminondas trachtte nu door een grote tocht de hegemonie te handhaven en behaalde bij Mantinea in Arcadië de overwinning (362). Hij zelf echter werd gewond en stierf. Met hem ging Thebe’s grootheid ten onder. Cornelius Nepos* schreef zijn biografie.Lit.: L. Pomtow, Leben des E., sein Charakter und seine Politik (1870); H. Swoboda, Zur Gesch. des Ep. (Rhein. Mus. 55, 1900, blz. 460 vlg.); Idem, in Pauly-Wissowa Realenz. d. klass. Alt. V (1905), col. 2674 vlgg.