Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CHILI

betekenis & definitie

juister: Chile (República de Chile, zie de kaart bij Argentinië), is een van de belangrijkste staten van Zuid-Amerika.

Ligging en grenzen.

De republiek, eenmaal een Spaans generaal-kapitanaat, ligt aan de westkust van Zuid-Amerika tussen 17°47/ en 55°59' Z.Br. en strekt zich als een 4300 km lange en meestal 140, somtijds slechts 110, in de provincie Antofagasta echter meer dan 400 km brede kuststrook tussen de Cordilleras de los Andes in het O. en de Grote Oceaan in het W. uit. Op 3 Juni 1929 stond Chili een deel (8500 km2) van Tacna af aan Peru; het overblijvende gedeelte van Tacna vormt thans het Chileense departement Arica. Over de Cordilleragrens ontstonden herhaaldelijk twisten met Argentinië. Op 4 Jan. 1947 beklemtoonde Chili opnieuw zijn rechten op de sector van het Zuidpoolgebied begrepen tussen 53° en 90° W.L. v.

Gr. en verklaarde dat de Britse aanspraken op de sector begrepen tussen de meridianen 20° en 90° W.L. v. Gr. met de Chileense van 270 samenvielen. In het begin van 1948 werd dit gevolgd door een vlootdemonstratie naar de zuidelijke wateren.

Tot Chili behoren verder de Juan Fernandezeilanden en het Paaseiland . Zonder de laatste omvat de republiek een gebied van 741 762 km2.

Bodemgesteldheid.

Deze wordt geheel bepaald door de Cordilleras Andes), die het land in zijn gehele lengte doorsnijden en waarvan de met sneeuw bedekte toppen, bij de buitengewone doorzichtigheid van de lucht, van de oceaan uit gezien, boven de zee schijnen te hangen. Ten Z.O. van 420 Z.Br. stijgt het gebergte onmiddellijk uit de zee op, aan de zeezijde vergezeld door talrijke bergachtige eilanden. Ten N. daarvan treedt dicht aan de kust een bergketen op, de Cordillera de la Costa. Tussen dit kustgebergte en de Cordilleras strekt zich een door kleinere bergketenen in verscheiden delen versneden vlakte (llano intermedio) uit.

Meer dan 50 bergen verheffen zich in Chili van 2000-6000 m; de hoogste, de Cerro del Mercedario (6798 m) op 3i°59' Z.Br., blijft in hoogte weinig achter bij de Aconcagua (7039 m), die in Argentinië is gelegen. De toppen en passen nemen in hoogte toe, hoe verder men naar het N. komt.

De hoofdketen van de Andes is, afgezien van enige plaatsen in het Z., waar archaïsche gesteenten voorkomen, uit secundaire (Jura en krijt) en tertiaire sedimenten opgebouwd, die daarenboven porfier, porfiertuffen en conglomeraten bevatten. Op deze lagen rijzen de vulkanen op, waarvan de lava en as dikke lagen gevormd hebben. Aan de kust komen op verscheidene plaatsen krijtgesteenten voor en in grotere uitgestrektheid tertiaire vormingen, waarin de beroemde steenkolenmijnen van Lota, Chiloé, benevens die van Straat Magalhaes liggen. Onder de talrijke vulkanen schijnen die bij Chillan (Tinguiririca, Chillan, Antuco, Villarica, Osorno) de meest werkzame te zijn.

Solfataren en hete bronnen zijn eveneens zeer talrijk.

Aardbevingen komen zeer dikwijls voor. In het algemeen neemt de kracht en de veelvuldigheid van de aardschokken van het N. naar het Z. af.

Wateren.

Noordelijk Chili is zeer arm aan water; beter is het gesteld met het zuidelijk deel van de republiek, ofschoon slechts weinige rivieren ver stroomopwaarts bevaarbaar zijn.

De terreingesteldheid maakt dat Chili over een aanzienlijk potentieel van hydro-electrische energie beschikt; op verscheidene plaatsen wordt deze reeds benut.

Klimaat.

Het klimaat is gezond, doch door de grote uitgestrektheid van het land en het aanzienlijk verschil in hoogte zeer ongelijk. Aan de zuidelijke kuststreek heersen in de zomer westen-, in de winter N.W.-winden. Land- en zeewinden wisselen overigens in de zomer met grote regelmatigheid af; de eerste zijn aan de kust buitengewoon hevig. Op het land zijn de winden meer onregelmatig.

Gemiddelde warmte-uitersten zijn: Copiapo 32,1 en 3,1 gr. C., Santiago 30,9 en -0,9 gr. C. Valdivia 28,9 en 1 ,4 gr.

C. De noordelijke kustgebieden hebben zeer spaarzame winterregens, die naar het Z. langzamerhand in rijkere, meer of minder gelijkmatig over het gehele jaar verdeelde regens overgaan. Terwijl het N. bijna regenloos kan genoemd worden, begint reeds aan gene zijde van de 35ste breedtegraad een gebied, dat buitengewoon rijk aan regen is. In de zuidelijke gebergten treden ook gletsjers op, die van Colchagua af zuidwaarts steeds talrijker en groter worden.

Plantengroei.

De woestijn Atacama scheidt de flora van de tropische Andes van de Chileense. De Chileense Cordilleras missen samenhangende wouden. De voorwaarden daarvoor keren in het algemeen eerst ten Z. van Valparaiso en Santiago terug en hier beginnen dan ook de dichte bossen, welke hun ontstaan te danken hebben aan het vochtige klimaat van Valdivia en Chiloé. Hier is ook de zone van de korenbouw.

De grote vlakte tussen kaap Blanco en Valparaiso is woudloos. De hoogvlakten en hoogdalen tussen de gebergteketens zijn woest.

De door verwering van vulkanische gesteenten ontstane leembodem brengt een grote hoeveelheid bolgewassen (Liliaceeën en Amaryllidaceeën) en heesters, ook Bromeliaceeën voort, zodat het landschap in de winter en in het voorjaar met bloemen bedekt is. Vele heesters en houtgewassen worden gekenmerkt door de afscheiding van vluchtige oliën en harsen. Het woud, dat van Santiago af naar het Z. toe het land bedekt, bezit de prachtige, ongeveer 30 m hoge Araucaria imbricata en de in de omstreken van Valdivia veel voorkomende Fagus obliqua. De cypressen worden vertegenwoordigd door de geslachten Libocedrus en Fitzrova, waarvan het hout van groot practisch nut is.

Dierenwereld.

De dierenwereld van Chili vormt een deel van de neotropische gordel en wel van de Chileense of Patagonische subgordel. Karakteristiek zijn de knaagdieren; in de Andes komt tot een hoogte van 4000 m de als pelsdier belangrijke wolmuis (Chinchilla, Eriomys lanigera), de haasmuis (Lagidium) zelfs tot 5000 m voor; aan de rivieren huist de moerasbever of coypu (Myopotamus). Andere voor het land karakteristieke soorten zijn de schijnratten (Octodontidae) en de echte muizen (Muridae). Van de roofdieren komen in de wouden de poema en in de Andes de brilbeer voor (Tremarctos ornatus).

De tweehoevigen zijn vertegenwoordigd door de om de wol zeer gezochte vicuna (Auchenia vicunna), de als huisdieren gehouden lama’s en alpaka’s en door kleine hertensoorten (Cervus chilensis). Uit de klasse van de tandelozen treft men hier de zeldzaam voorkomende gordelmuis of het mantelgordeldier (Chlamydophorus truncatus) aan. Onder de vogels zijn merkwaardig een soort papegaaien (Henicognathus), twee soorten duiven, een groot aantal watervogels (w.o. de Chileense zwaan), de condor (een roofvogel) en de Patagonische struisvogel. Van de reptielen bezit Chili enige Zuidamerikaanse soorten adders en boomslangen en enige tot Chili beperkte soorten van hagedissen, gekko’s en iguana’s; de amphibieën worden slechts door ongestaarte soorten vertegenwoordigd.

Ook van vissen bezit het land eigenaardige soorten, evenals van insecten, welke laatste echter een vermenging van tropische en noordelijke vormen vertonen.

Bevolking.

Het aantal inw. werd in Mei 1947 op 5 511 427 zielen geschat; de verdeling van de bevolking over het gebied van de republiek is als volgt (31 Dec. 1946):

Aconcagua 117548

Antofagasta 164268

Arauco 72934

Atacama 81573

Aysen 19094

ßio-Bio 126627

Cautin 318655

Ghiloé 92823

Golchagua 130630

Concepción 344970

Coquimbo 236527

Curico 85412

Linares 128572

Llanquihue 116964

Magallanes 51863

Malleco 156505

Maule 62113

Nuble 219511

O’Higgins 208608

Orsono 106760

Santiago 1666680

Talca 159914

Tarapaca 107279

Valdivia 195805

Valparaiso 507567

Totaal 5479202

De bovenste laag van de bevolking is van Europese herkomst; het Spaanse bestanddeel is overheersend. Ook in de middenlaag domineert het niet-inheemse element, terwijl de massa van het volk wordt gevormd door mestiezen van gemengd Spaans-Indiaans bloed. De Indiaanse Chileense groep bestaat uit de Inca-groep, de Araucanen en de Magelhäes-groep. De Spaanse creolen vormen een krachtig, energiek bevolkingsdeel; zij stammen vooral af van immigranten uit N.W.-Spanje.

De als slaven ingevoerde negers (sedert 1811 vrij) zijn, meest door vermenging met andere stammen, verdwenen. Verder zijn er talrijke mestiezen (Cholos) en Chinos (kinderen van blanken en Cholos).

Ruim de helft van de totale bevolking is in de steden gevestigd. De voornaamste plaatsen zijn: Santiago, Valparaiso, Concepción, Temuco, Vina del Mar, Chillan, Talca, Antofagasta, Valdivia en Talcahuano. Santiago, de hoofdstad en zetel van de landsregering, een van de grootste en fraaiste steden van Zuid-Amerika, telt 1068114 inw.

Middelen van bestaan.

Landbouw is het hoofdmiddel van bestaan. Hoewel het land zich over het algemeen zelf voeden kan, wordt er toch aan voedingsmiddelen (vooral suiker en vlees; een grotere hoeveelheid ingevoerd dan er uitgevoerd wordt. De landbouw wordt over het geheel genomen, op primitieve wijze bedreven.

Het voornaamste landbouwgebied is het gedeelte van Valparaiso tot Valdivia. Tarwe is het hoofdproduct (1947-1948 801 927 ha); verder moeten vooral genoemd worden: haver (93 237 ha), gerst (63 384 ha), maïs (46 483 ha), rijst (32 189 ha), zonnebloemen (22 323 ha), rogge, kanariezaad, hennep, bonen en erwten, aardappelen, beetwortelen, tabak enz. Het land zelf verbruikt ongeveer 6 794 000 metr. tonnen tarwe per jaar, terwijl bovendien 1 millioen ton voor inzaai nodig is. De uitvoer in 1946 bedroeg aan haver 13 261 ton, aan moutgerst 22 100 ton, aan gerst 70 ton, hennep 4146 ton en rijst 35 600 ton.

Fruitteelt is vooral van betekenis in een gebied zich uitstrekkende ten W. en ten Z. van Valparaiso (lengte 320 km) en in de omgeving van Valdivia. Europese vruchtbomen gedijen in dit land voortreffelijk; de bevloeide streken in het midden van Chili leveren appelen, peren, abrikozen, perziken, sinaasappelen, citroenen, meloenen en pruimen. Naast fruit in verse toestand, worden tevens grote hoeveelheden vruchten in gedroogde toestand of anderszins geconserveerd uitgevoerd; in 1946 werden naar het buitenland vervoerd: 5912 ton appelen, 2396 ton meloenen, 1888 ton gedroogde pruimen, 1810 ton walnoten, 502 ton krenten en 255 ton vruchten in blik.

Chili brengt uitstekende wijnen voort en de wijnbouw neemt nog steeds in betekenis toe. De beste wijnen komen uit de provincies Santiago en Aconcagua en uit het Huascodistrict in het N.

De veeteelt wordt begunstigd door de voortreffelijke weiden, zowel in de vlakte, als in het gebergte. In Patagonië en Vuurland zijn vooral de streken waar de schapenhouderij van zeer grote betekenis is. 40 pct van het totaal aantal schapen (nl. 2 800 000 stuks) wordt in deze zuidelijke streken aangetroffen, die grote hoeveelheden vlees, wol en huiden opleveren. In 1945 bedroeg in Chili het aantal runderen 2305713 stuks, geiten 810000 stuks en schapen ruim 5 800 000 stuks. Pelsdierenteelt wint in het Z. hoe langer hoe meer aan belangrijkheid.

Het zuidelijk deel van de Chileense republiek is rijk aan wouden; van de 37ste tot de 44ste breedtegraad vooral zijn deze van groote waarde, met een oppervlakte die ongeveer 1/5 van het totale grondgebied inneemt. De houtexport vertegenwoordigde in 1946 een waarde van 7117000 pesos. Van betekenis is ook de winning van de bast van de Quillaja Saponaria Molina; ongeveer 2500 ton worden jaarlijks verkregen, waarvan 600 tot 800 ton worden uitgevoerd. Deze hoeveelheid maakt meer dan 90 pct uit van de totale geëxporteerde hoeveelheid aan plantaardige grondstoffen voor de bereiding van chemische en pharmaceutische praeparaten.

Meer dan 200 verschillende vissoorten, waarvan sommige van zeer goede hoedanigheid worden aangetroffen in de nabijheid van de kust; o.a. schelvis, tong, zeepaling en andere soorten, zowel als ansjovis, oesters en kreeften. De vangst van walvissen heeft zich geconcentreerd in Corral; in 1946 werden ongeveer 600 dieren buitgemaakt, die 860 m. t. baleinen en 2125 m. t. spermolie opleverden, welke in het binnenland werden afgezet.

Hoewel de landbouw het voornaamste middel van bestaan is, wordt de grootste rijkdom gevormd door de delfstoffen. Chili, het belangrijkste mijnbouwland van het Zuidamerikaanse vasteland, levert ongeveer 2/3 gemeten naar de waarde, van de bodemschatten die in dit deel van de wereld gewonnen worden. De noordelijke provincies Atacama en Tarapaca zijn bijzonder rijk. De eerste plaats neemt de caliche of salpeter in, die in deze, vroeger aan Bolivia en Peru behorende provincies, gevonden wordt.

De monopoliepositie van Chili is echter door de synthetische stikstofwinning teniet gedaan; in 1913 leverde het land nog 90 pct van de totale wereldhoeveelheid, heden ten dage nog slechts 8 pct. De productie was in 1946 1 617317 m. t., waarvan 1 414 600 m. t. ter waarde van 168274000 pesos werden uitgevoerd; ongeveer 18 000 t. verbruikt het land zelf.

Sinds 1934 is alle verkoop in handen gelegd van één organisatie; de Staat ontvangt 25 pct van de verkoop, de producenten de overige 75 pct naar gelang van de voortgebrachte hoeveelheid.

Uit het afvalloog van de salpeter worden grote hoeveelheden jodium verkregen, in 1946 620 m. t.; de uitvoer bedroeg in hetzelfde jaar 1234 ton, ter waarde van ruim 12 millioen pesos. Chili levert ongeveer 69 pet van de totale wereldproductie; de voortgebrachte hoeveelheid staat in nauw verband tot de vraag en de prijs. De tweede delfstof in belangrijkheid is koper; Chili is het tweede koperland van de wereld. De provincies Tarapaca, Antofagasta, Atacama, Santiago en Coquimbo zijn het rijkst aan dit metaal dat de helft uitmaakt van de uitvoer naar waarde van het land.

Het grootste gedeelte van het koper wordt in het land zelf gesmolten en als staven uitgevoerd; 2 fabrieken doen het metaal nog een verdere bewerking ondergaan. De koperproductie bedroeg in 1946 470 201 ton waarvan 374 000 ton werden uitgevoerd, voor een belangrijk deel over de havens Antofagasta en Tocopilia verscheept. In de koperindustrie is het Noordamerikaanse kapitaal zeer sterk geïnteresseerd; de 3 Amerikaanse maatschappijen namen 90 pct van de productie voor haar rekening. Goud (productie 1946 7169 kg) is in de latere jaren weer in betekenis toegenomen.

De industrie heeft zich gedurende de afgelopen tien jaren enorm uitgebreid. Deze vooruitgang is voor een groot deel toe te schrijven aan de gebruikmaking van hydro-electrische kracht, die in grote hoeveelheden in het land aanwezig is. Een grote invloed is uitgegaan van de Corporación de Fomente de la Producción, een instelling, die zich ten doel stelt de industrialisatie te bevorderen. De textielindustrie, die ongeveer 22 pct van de beroepsbevolking in dienst heeft, voorziet voor 85 pct in de behoefte aan zijden en rayongoederen.

Deze industrie verwerkt ongeveer de gehele wolopbrengst (16 000 m. t.) van de centrale en zuidelijk gelegen gebieden in 10 fabrieken. De hoofdproducten van de 372 textielfabrieken zijn wollen kledingstoffen, jutezakken, katoenen goederen van verschillende soort en rayon. Aan textielgoederen werd in 1946 voor een hoeveelheid ter waarde van ruim 15 millioen pesos uitgevoerd.

De handel wordt begunstigd door de lange kust met haar talrijke havens; de kustvaart is echter (ingevolge verdrag met Peru) geheel voorbehouden aan de Chileense en Peruaanse vlag. De uitvoer bedroeg in 1946 1049 millioen goudpesos, waarvan ruim 70 pct door mijnbouwproducten wordt ingenomen. 57 pct van de uitvoer gaat naar de V.S.; Argentinië, Brazilië en Engeland zijn eveneens goede klanten. De voornaamste landen van invoer zijn de V.S., Argentinië, Peru en Engeland; de totale invoer bedroeg eveneens in 1946 953 millioen goudpesos.

De handelsvloot telde in 1940 106 schepen met een totale tonnage van 160 232 ton. Het scheepvaartverkeer met het buitenland omvatte in 1942 768 schepen metende 2 143 000 netto ton, terwijl door de kustvaart t 631 000 ton goederen werd vervoerd.

De lengte van het spoorwegnet bedraagt 8750 km, waarvan ongeveer 6200 km staatseigendom.

Bestuur.

De grondwet, die in 1833 aangenomen, maar na die tijd herhaaldelijk gewijzigd werd, heeft de sedert de onafhankelijkheidsverklaring van 18 Sept. 1810 bestaande bondsstaat in een eenheidsstaat veranderd. De souvereiniteit berust bij het volk en wordt uitgeoefend door de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. De wetgevende macht berust bij twee lichamen: een Kamer van Afgevaardigden uit 143 leden en een Senaat uit 45 leden bestaande. De leden van de Kamer worden voor jaren gekozen, door de departementen of groepen van departementen, een lid per iedere 30 000 inwoners, door middel van rechtstreeks kiesrecht.

De leden van de Senaat hebben 8 jaren zitting, waarbij de helft om de 4 jaar aftreedt. De president wordt voor 6 jaar direct door het volk gekozen; hij heeft de uitvoerende macht en wordt door 9 ministers ter zijde gestaan.

Chili is in 25 provincies ingedeeld, aan wier hoofd Intendentes staan; de provincies in departementen, bestuurd door governadores, door de president benoemd, en deze weer in districten.

Rechtswezen.

Het privaatrecht is grotendeels gecodificeerd. Het Burgerlijk Wetboek dateert van 1 Jan. 1857 en is gebaseerd op oude Spaanse wetten, op de Franse Code Civil en op het Oostenrijkse Allg. Burgerl. Gesetzbuch.

Het Wetb. van Koophandel is van 1 Jan. 1867, het Wetb. van Burg. Rechtsvordering van 1 Mrt 1903, de wet op het faillissement van 23 Juni 1931.

De rechterlijke macht wordt uitgeoefend door districts-, arrondissements- en departementale rechters met verschillende competentie, acht hoven van appèl en een Hooggerechtshof, dat vnl. cassatiebevoegdheid bezit.

Godsdienst.

De R.K. Kerk is sinds 1925 geen staatskerk meer; andere godsdiensten worden gelijkelijk toegestaan. De R.K. Kerk in Chili staat onder de kardinaal-aartsbisschop van Santiago, 15 bisschoppen en twee apostolische vicarissen.

Onderwijs

Het onderwijs is, zelfs aan de universiteit, kosteloos; sinds 1920 is het verplicht voor ten minste 6 jaar in de steden en voor 4 jaar op het platteland, in 1928 uitgebreid tot alle kinderen tussen 7 en 15 jaar. Verder zijn er handels-, landbouw-, mijnbouw- en ambachtsscholen. In Santiago zijn twee universiteiten (w.o. de in 1743 door de Jezuïeten gestichte) en een in Concepción met ca 6500 studenten.

Leger

Het in 5 divisies verdeelde leger telde in 1943 ruim 1800 officieren en 725 000 man; verder is er een militair opgeleide gendarmerie. De luchtmacht werd gedurende 1943 sterk uitgebreid en omvat 4 brigades, voor het merendeel uitgerust met Amerikaans materiaal. De vloot bestaat uit een slagschip, een kruiser, torpedobootjagers, fregatten, korvetten en andere hulpschepen, w.o. 2 tankers.

De buitenlandse schuld beliep eind 1946 £ 24 803 782, $ 138 690 500 en 108 639 500 Zw. frs.; de binnenlandse schuld 3886 millioen pesos (einde 1945).

Het wapen van de republiek is een schild, door een dwarsstreep in een blauwe en rode helft verdeeld, waarin een zilveren ster met 5 stralen. Een huemul (soort ree) en een condor, beide met een gouden kroon, dragen het wapen. Op het schild zijn drie blauw - wit - rode struisveren. Het devies luidt: ,,Por la razón o la fuerza”.

De vlag bestaat uit twee horizontale stroken, de bovenste in het eerste deel blauw, met een witte vijfstralige ster, verder wit; de onderste rood. De landskleuren zijn wit, blauw en rood.

H. A. BOMER

Lit.: Annuario Estadistico de la República de Chile; Estadistica Chilena; Sinopsis Estadistica y Geografica de Chile; W. J. van Baien, Nederland en de A.B.C.-Staten (Amsterdam 1945); P. T. Ellsworth, Chile.

An Economy in Transition (New York 1945); E. Fergusson, Chile (New York 1943); E. P. Hanson, Chile (New York 1941); H.

G. Tonndorf, Herstel van de handel op Zuid-Amerika (Leiden 1947).

Letterkunde

Van de letterkundigen, die sedert de afscheiding van Spanje bloeiden, mag de grootste der Spaans-Amerikaanse letterkundigen en filologen Andrés Bello (1781-1865), hoewel Venezolaan van geboorte, wel tot de Chileense literatuur gerekend worden. Van 1829 af toch woonde hij in Chili en heeft hij zich geheel ingezet voor de culturele vooruitgang van zijn nieuwe vaderland. Hebben zijn gedichten voor het huidige geslacht veel van hun charme verloren, voor de hele Spaanssprekende wereld is hij de schrijver gebleven van de meest gezaghebbende, nog niet overtroffen, Spaanse grammatica. Van het standpunt van algemene cultuur was Chili na het beëindigen van het revolutionnaire tijdperk een der achterlijkste onder de Zuidamerikaanse republieken.

Het is vooral de liberale partij in het land, die bijgedragen heeft tot de grote ontwikkeling die de Republiek aan de Stille Oceaan verworven heeft en die haar tot de democratische principes heeft opgevoerd. Belangrijk werk is verricht door de geboren Spanjaard José Joaquín de Mora (1783-1864). Hij was de stichter van het Liceo Nacional de Chile, dat echter in 1831 op last van de toen conservatieve regering gesloten werd, waarna hij zelf uit het land werd verbannen. Bello, die conservatief was en zijn tegenstander, heeft niettemin gelijksoortige arbeid verricht in het door hem geleide Colegio de Santiago.

De romantiek deed pas laat haar intrede in het land en heeft niet tot belangrijke oorspronkelijke voortbrengselen geleid.

In 1843 werd de universiteit van Chili gesticht en Bello werd de eerste rector. Thans is zij onder alle universiteiten van Zuid-Amerika de belangrijkste en recruteert zij haar studenten uit heel de Spaanssprekende Nieuwe Wereld. Haar eerste secretaris was Salvador Sanfuentes (1817-1860), die niet alleen als geleerde en politicus, maar ook als dichter naam heeft gemaakt, het laatste vooral door zijn poëtische legenden als El Campanario en El Bandido. Chili’s eerste werkelijke dichteres was Mercedes Marin de Solar (1804-1866). Haar werken hebben een intiem karakter en zijn bijna alle aan haar eigen dochters gewijd.

De meeste persoonlijkheden, die zich in de literatuur onderscheiden hebben, hebben, hetzij in het conservatieve, hetzij in het liberale kamp, als staatslieden of als militairen meegestreden. Zo o.a. Eusebio Lillo (1827-1910), een verwoed liberaal, die in 1851 verbannen werd en in Perii een toevlucht zocht, waar hij zijn Fragmentos de los recuerdos de inproscrito publiceerde. Een sterk romantisch accent hebben de gedichten van Guillermo Blest Gana (1829-1905) die in zijn Noches de luna De Musset navolgde.

Een grote stimulans voor de bloei der letteren in Chili ging uit van de Circulo de los amigos de las letras, in 1859 gesticht. De belangrijkste dichter van de periode van 1860 werd Guillermo Matta (1829-1899). Zijn aanvallen op het Katholicisme en zijn medewerking aan de revolutionnaire beweging van 1857 brachten zijn verbanning teweeg. Na een verblijf in Spanje werd hij echter weer in genade aangenomen en verkreeg zelfs een leerstoel aan de Universiteit van Chili.

Zijn gedichten uit later jaren hebben een sociale strekking en getuigen van zijn vertrouwen in vooral de technische vooruitgang der mensheid. In 1866 was zijn naam in geheel Spaans-Amerika op aller lippen door zijn poëtische oproep tot het continent om zich tegen de Spanjaarden te verzetten, die zich van de Chincha-eilanden hadden meestergemaakt. In diezelfde oorlog werd ook de dichteres Rosario Orrego de Uribe (1834-1879) door haar vaderlandslievende gedichten bekend. Na 1860 vond vooral de Spaanse dichter Bécquer navolging.

Het was in 1888, met de verschijning van Rubén Darfo’s beroemde bundel proza en poëzie: Azul, in Valparaiso, dat de zgn. movimiento modernista werd ingeluid. Dario, die lang in Chili vertoefd heeft, heeft daar tijdgenoten en jeugd belangrijk beïnvloed. Waarlijk oorspronkelijke talenten komen te voorschijn, zoals Julio Vicuna Cifuentes (1865) met zijn fijne bundel Cosecha de Otono (ig2o), de jonggestorven Manuel Magallanes Moure (1878-1924), dichter, schilder, directeur van het Athenaeum van Santiago, melancholiek, teder, vaag-pantheïstisch, landschapsvertolker bij uitnemendheid, CarlosPezoaVelis (1879-1908), aanbidder der natuur en kenner van de volksziel, Luis Felipe Contardo (1880ig2i),priester-dichter, schrijver van bewonderenswaardige sonnetten en last but not least Gabriela Mistral (1889), die vooral door haar Nobelprijs internationale faam gekregen heeft. Tot een jongere generatie behoren de creacionistas, wier leider Vicente Huidebro (1893) is, de geniale, uiterst links georiënteerde Pablo Neruda (1904), surrealistisch en fantastisch, en de Freudiaans beïnvloede symbolist Pablo de Rokha (1894).

Ook de roman heeft sinds de tweede helft van de vorige eeuw in Chili gebloeid; vooral Alberto Blest Gana (1830-1922) heeft met zijn kwantitatief en kwalitatief belangrijk oeuvre in zijn land een grote populariteit bereikt. Hij had geen mindere ambitie dan een Amerikaanse Balzac te worden. Van zijn romans zijn de belangrijkste Martin Rivas (1862), El ideal de un calavera (1863), Los trasplantados (1904) en El loco Estero (1910), welke laatste hij op 80-jarige leeftijd schreef. Het zijn vnl. familieromans met sociale strekking, die veel navolging kregen.

Noemen wij onder zijn tijdgenoten en volgers Martin Palma (1821-1884), Moisés Vargas (1843-1898) en Liborio Brieba (1841-1897). De historische roman wordt vertegenwoordigd door Ramón Pacheco (1845-1888) en door Daniël Barros Grez (1834-1904). Het bekendste werk van deze laatste is Pipiolos y pelucones (1876). Later schreef hij avonturenromans, als El Huérfano (1881) en Primeras aventuras del maravilloso perro „Cuatro remos” en Santiago, beïnvloed zowel door schelmenromans als door Don Quijote.

De naturalistische roman vindt zijn vertegenwoordiger in Vicente Grez (de bekendste zijn Marianita, 1885 en El ideal de una esposa, 1887). Voorts Enrique Montt en Alejandro Silva de la Fuente. Van de laatste verdienen vermelding Ventura (1885) en Penas que matan (1887).

In onze eeuw hebben zich in de romankunst onderscheiden de diplomaat Emilio Rodriguez Mendoza, Luis Orrego Luco, Baldomero Lillo en Eduardo Barrios (1884). Deze laatste heeft grote naam gemaakt met zijn in 1922 verschenen roman El hermano Asno, een fijn psychologisch boek over het kloosterleven, waaruit een wijs ironische geest spreekt.

Onder de historici van Chili, zelfs van geheel Spaans-Amerika, nemen een grote plaats in: Benjamin Vicuna Mackenna (1831-1886), die meer dan 150 boeken aan de geschiedenis van zijn land gewijd heeft, en José Torribio Medina (1852-1930) met belangrijke bibliografische en literair-historische studies, en een Historia de la literatura colonial de Chile (1878).

PROF. MR DR J. A. VAN PRAAG

Bibl.: D. Amunátegui Solar, Bosquejo histórico de la literatura chilena (Santiago 1919); Nicolas Pena, Teatro dramatico nacional (Santiago 1923); J. T. Medina, La literatura femenina en Chile (Santiago 1923); S.

E. Leavitt, Chilean Literature, a bibliography (Chapel Hill, N. Car.); A. Torres RIoseco y Raúl Silva Castro, Ensayo de bibliografia de la literatura chilena (Harvard Univ.

Press, Cambridge, Mass. 1935).

Geschiedenis.

Gedurende de Amerikaanse Oudheid was het N. van Chili bevolkt door de vrijwel beschaafde Indiaanse stam Atacama, die in de 14de eeuw door het Peruviaanse Rijk werd onderworpen. Bezuiden de 350 Z.Br. leefden de Araucanen, jagers en vissers waarvan de cultuur op een veel lager peil was blijven steken, en die nooit onder de overheersing van de Inca’s waren geraakt. Nadat Magalhaes in 1520 de kust een eind naar het N. had verkend, viel Pizarro’s helper bij de verovering van Peru, Diego de Almagro, in 1535 de Chileense provincies van dat rijk binnen, maar werd teleurgesteld door de schijnbare armoede er van en keerde al het volgend jaar naar Peru terug. Eerst in 1540 ving een andere officier van Pizarro, Pedro de Valdivia, voorgoed met de onderwerping van Chili aan en stichtte verschillende steden, waaronder Santiago (1541), Concepción (1550) en Valdivia zelf (i552)- Daarop kwamen de Araucanen voor het eerst in opstand en verhinderden verdere vooruitgang.

De „Araucaanse oorlogen” duurden met wisselende kansen, meestal onder de vorm van guerrilla’s, geheel het koloniaal tijdvak voort. In 1641 moest het Spaans gezag zelfs berusten in een formele erkenning van de Araucaanse onafhankelijkheid, wat niet belette dat de vijandelijkheden nog meer dan twee eeuwen lang haast onafgebroken werden voortgezet.

Deze situatie was niet van dien aard om de ontwikkeling van Chili te bespoedigen. Daartoe droegen tevens het relatieve gebrek aan edel metaal en de ongunstige ligging bij: goederen uit of voor het moederland dienden ofwel de lange omweg langs de straat van Magalhaes te maken, ofwel over de landengte van Panama minstens tweemaal overgeladen te worden. Daarom ook werden nooit negerslaven in noemenswaardig aantal naar Chili gestuurd, wat op het huidige bevolkingsbeeld zijn stempel blijft drukken. De enige factor van vooruitgang was de nabijheid van Bolivia en Peru.

Hier waren alle krachten vereist voor de zilver uitdelving, doch hun approviandering moesten zij van elders betrekken; deze nabije afzetmogelijkheid maakte van landbouw en veeteelt in Chili de voornaamste bestaansmiddelen. Eerst met de 18de eeuw begon de Spaanse regering deze ter harte te nemen, en de uitvoer van haar producten naar al haar koloniën van de Westamerikaanse kust te bevorderen. Chili kende een grote welvaart, en werd het doel van een drukke emigratie, vnl. uit de Baskische gewesten. De bevolking van het kapitanaat-generaal Chili, dat onder de vice-koning van Peru ressorteerde, telde ca 1700 nog maar een 100 000 zielen.

Een eeuw later was zij gestegen tot een half millioen. De meeste immigranten waren lieden van geringe stand, wat tevens bijdroeg tot een sterke vermenging met de overgebleven Indianen, en aan Chili een zeer gemengde bevolking gaf.

Bij de afzetting van de Spaanse Bourbons door Napoleon (1808) kwam de door indringing der Verlichtingsdenkbeelden uit Europa opgekomen gisting tot uitbarsting. De stedelijke magistraat van Santiago dwong de gouverneur op 18 Sept. 1810 tot aftreden, en vertrouwde het gezag toe aan een Junta. Op 15 Nov. 1811 ondernam José Miguel Carrera een staatsgreep en voerde, met de feitelijke onafhankelijkheid, een aantal vrijzinnige hervormingen door. Dat was niet naar de smaak van de rijkere elementen van de bevolking die er op bedacht bleven, zoals onder het Spaans bewind, de halfbloeden alle politieke medezeggenschap te ontzeggen.

Met de hulp van de Spaanse overheden in Peru, die de Bourbons getrouw waren, verjoegen zij Carrera, waarmede tevens het Spaans koloniaal gezag hersteld werd (Oct. 1814). Eerst in 1817 keerden de autonomisten, ditmaal onder de leiding van Bernardo O’Higgins, terug met behulp van de Argentijnse revolutionnaire leider San Martin, die de Spaanse bedreiging van Peru en Chili uit tegen Argentinië wilde opheffen. In een beroemde mars over de Andes getrokken, verdreven de aanvallers zonder veel tegenstand de royalisten. O’Higgins, tot dictator verheven, riep op 12 Febr. 1818 plechtig de onafhankelijkheid van Chili uit.

Hij zette de strijd tegen de Spanjaarden voort, ook om dezen uit Peru te verdrijven, en genoot daarbij de steun van de Engelse admiraal lord Cochrane, die in Chileense dienst was overgegaan.

O’Higgins had intussen krachtig de organisatie van het land ter hand genomen, maar had veel last met de oppositie, niet alleen van de royalistisch voelende conservatieven, maar tevens van zijn medestrijders, die op zijn leidende rol afgunstig waren. Carrera werd gefusilleerd. Maar een militair complot dwong ten slotte O’Higgins in 1823 af te treden ten gunste van generaal Ramón Freire. Onder diens beleid was het land niet rustiger.

Staatsgrepen volgden elkaar op, meestal om zuiver persoonlijke redenen. Eindelijk werd Freire in 1830 voorgoed verjaagd door de opstand van generaal Prieto, gesteund door de conservatieven en door de machtige en rijke kerkelijke overheid. Prieto werd in 1831 tot president verkozen en bleef dat ambt tien jaar bekleden. De werkelijke leider was echter zijn minister Portales, waaraan o.m. de nieuwe grondwet van 1833 te danken was: zij versterkte ten zeerste het centrale gezag en kende de president zeer ruime bevoegdheden toe.

Onder zijn bestuur werd ook de economische ontwikkeling van het land begunstigd. Toen een vereniging van Bolivia en Peru onder het bestuur van Santa Cruz Chili dreigde te overvleugelen, liet Portales in 1837 aan beide landen de oorlog verklaren, en de Chileense overwinning bij Yungay (1839) verdreef het gevaar. Na Prieto kwam generaal Bulnes aan het bewind (1841-’51). Met koper- en zilvermijnen te ontginnen — Chili leverde toenmaals de helft van de wereldproductie van koper —, met scheepvaartlijnen in te richten, en immigranten, vooral uit Duitsland, aan te trekken, bracht hij zijn land aan de spits van Latijns Amerika.

De culturele ontwikkeling werd gediend door de opening van de Universiteit te Santiago (1842), vooral het werk van zijn minister Manuel Montt, die tevens zijn opvolger was als president (1851-’61), en ook als zodanig zijn politiek voortzette, en o.m. het aanleggen van de spoorweg van Santiago naar Valparaiso en van een telegraafnet begon.

De streng conservatieve koers van deze presidenten leidde allengs tot een spanning met meer vrijzinnige elementen, waarvan het aantal, juist ten gevolge van ’s lands vooruitgang, in demografisch, economisch en cultureel opzicht, bestendig toenam. Nog onder het bestuur van Montt braken een paar, overigens gemakkelijk onderdrukte, opstandige bewegingen uit. De gevolgen waren o.m. de bepaling, dat de presidenten voortaan niet meer herkiesbaar zouden zijn, en de scheiding van Kerk en Staat. De buitenlandse situatie kende heel wat storingen.

De bezetting van een deel van Vuurland (1849) leidde tot grenstwisten met Argentinië, die eerst in 1881 in der minne werden beslecht. In 1865 sloot Chili zich bij Peni aan om Spaanse aanspraken op Peruviaanse kusteilanden, die voor de Zuidamerikaanse onafhankelijkheid in het algemeen gevaarlijk werden geacht, af te wijzen. Het gevolg waren vijandelijkheden ter zee, waar Chili machteloos bleek en verschillende van zijn havens moest laten beschieten (1866). Hierna werd een oorlogsvloot gebouwd, die een beslissend voordeel zou blijken gedurende de Salpeter oorlog (Guerra del Pacificó) van 1879-’83.

In het N. betwistten Bolivia en Chili sinds de Revolutietijd elkaar het gebied van Antofagasta. Het vraagstuk werd acuut sedert hier, van 1866 af, uiterst rijke salpeterlagen werden gedolven. Bolivia, dat de betwiste gebieden feitelijk bestuurde, bemoeilijkte daarbij de werkzaamheid van Chileense firma’s, waarop Pinto de oorlog verklaarde, tevens aan Peni, dat Bolivia bijstond. De Chileense marine vestigde dadelijk haar overwicht ter zee, en zette op de Peruviaanse kust troepen aan land, die de belangrijkste punten van het land, o.m. de hoofdstad Lima zelf (1881), bezetten.

Het betwiste gebied was eveneens zonder verwijl bezet geworden. De afstand ervan was de prijs die Bolivia, daarmede van iedere uitweg op de zee beroofd, in 1884 voor de vrede moest betalen. Het gevolg van de oorlog was dat Chili voortaan het monopolie van de salpeter over geheel de wereld genoot. In 1882 onderwierp Chili ook het Araucaanse gebied voorgoed.

Na de oorlog vroegen vele partijgenoten van de liberale president Domingo Santa Maria (18811886), alsook de meer linkse radicalen, de instelling van een volledig uitgebouwd parlementair regime met ministeriële verantwoordelijkheid. Toen zijn opvolger Balmaceda (1886-’91) deze eis beslist afwees, weigerde het Congres een budget te bewilligen, waarop de president op eigen gezag de staatsuitgaven ging regelen. Deze handelwijze verwekte een opstand op de vloot. Haar bevelhebber, Jorge Montt, werd de leider van de zgn.

Congressionalisten, die zich in het N. van het land terugtrokken, de inkomsten van de salpeterwinning konden innen, en daardoor de president van de voornaamste bron van de staatsmiddelen afsneden. Toen zij bij Valparaiso landden, versloegen zij de troepen van Balmaceda, die zelfmoord beging. Montt werd zijn opvolger (i8gi-’96), maar de macht van het staatshoofd werd merkelijk ingekort. Sedertdien verkreeg ’s lands regering, een uitzondering in Latijns-Amerika, een nagenoeg Europees aanzien.

De partijen verenigden zich soms tot twee groepen, de Alianza van de vrijzinnige elementen, en de meer rechtse Coalición. Meestal echter volgden zij ieder haar eigen politiek, wat tot voortdurende regeringsmoeilijkheden aanleiding gaf. Ontevreden leden van beide grote richtingen vormden in 1906 een Nationale Unie die Pedro Montt, de zoon van Jorge, aan het bewind bracht (1906-’10).

Sedert het einde van de 19de eeuw stonden bovendien wederom vraagstukken van buitenlandse politiek op de voorgrond. Een relletje met de bemanning van de Amerikaanse kruiser „Baltimore”, op bezoek te Valparaiso (1891), leidde tot een ultimatum van de V.S., waaraan Chili toegaf door schadevergoeding te betalen. Daarna betwistten de naburige staten weer ’s lands grenzen, o.m. Argentinië.

Het geschil werd door Engelse en Amerikaanse arbitrage bijgelegd, en beide staten bereikten zelfs een overeenkomst betreffende beperking van hun bewapeningen (1902). Ook met Bolivia verbeterden de betrekkingen, nadat Chili in 1904 aan het Boliviaans verkeer op Arica, waarmede La Paz door een spoorweg werd verbonden, doorvoerfaciliteiten had toegekend. Alleen met Peru bleven de twistpunten vooralsnog hangende. De entente met Argentinië werd ook tot Brazilië uitgebreid, en de drie staten vormden samen het A.B.C.-blok, dat met verhoogd gezag, o.m. op de Pan-Amerikaanse conferenties optrad.

In Wereldoorlog I hielden de presidenten Barros Luca (1910-’15) en Sanfuentes (1915-’20) het land, waar zowel het door Duitsers gedrilde leger als de geestelijkheid en de handelskringen sterk met Duitsland sympathiseerden, neutraal. Deze houding liet de exportbedrijven ongestoord voordeel halen uit de conjunctuur, maar de volksmassa bleef daarvan verstoken en dat versterkte nog de verbittering waarvan zij allengs meer, ook door opstootjes en werkstakingen, blijk gaf.

De situatie werd nog erger na Wereldoorlog I, toen de salpeterkoers catastrofaal daalde. De vooruitgang van de chemische industrie liet toe op onbeperkte schaal synthetische stikstof te vervaardigen, waardoor Chili van zijn natuurlijk monopolie, en daarmede van de voornaamste grondslag van zijn welvaart, werd beroofd. Dat feit is tot nu toe geheel de geschiedenis van Chili blijven beheersen. Het was een teken des tijds dat Arturo Alessandri tot president (1920-’25) werd verkozen: hij was de eerste die niet tot de aanzienlijke families van het land behoorde, en beloofde uitgebreide sociale hervormingen.

Een tweede militaire staatsgreep riep in Jan. 1925 Alessandri, die door generaal Altamirano een tijdlang ,,met vacantie” was gezonden, terug. Nu werd de grondwet opnieuw in de zin van een versterking van het gezag van de president gewijzigd. Ook de sociale wetgeving ging in versterkt tempo vooruit.

De opvolger van Alessandri, Figueroa, moest in 1927 aftreden ten gunste van kolonel Ibanez, een van de voornaamste leiders van de staatsgreep van Jan. 1925. Ibanez regeerde dictatoriaal. Alle parrijen werden verboden, en het Congres tot een zuiver goedkeurende rol vernederd. In 1931 werd hij door een revolutie verjaagd, maar zijn opvolger Montero hield het ook maar een jaar uit.

Chili verloor de voor Latijns-Amerika zo merkwaardige stabiliteit waardoor het zich sedert een eeuw had onderscheiden. Na een aantal politieke stuiptrekkingen maakte Alessandri zich in Oct. 1932 opnieuw van het bewind meester en hield het tot 1938 in handen. Ditmaal echter voerde hij een conservatieve politiek. De linkse oppositie sloot zich aaneen tot een Volksfront, waarvan de candidaat Aguirre Cerda in 1938 bij de verkiezingen zegevierde, hoe groot ook de druk van de regering ten voordele van haar candidaat was.

Het nieuwe staatshoofd begon dadelijk met een politiek van bescherming van de arbeiders. Tegelijk stond hij een grootse politiek van openbare werken voor. De ontzaglijke schade, veroorzaakt door een aardbeving in Midden Chili (24 Jan. 1939), vnl. in de steden Chillán en Concepción, stelde hem bovendien voor een taak van heropbouw. Het uitbreken van Wereldoorlog II werkte deze politiek tegen doordat de prijzen van de importgoederen een stijgende tendenz ondergingen, terwijl de uitvoer door het wereldgebrek aan scheepsruimte ernstig gehinderd werd.

De sociale toestand bleef dan ook zeer gespannen. Extremistische politieke denkbeelden, zowel van links als van rechts, genoten veel bijval. Daaraan, tevens aan het Duitse aandeel in de bevolking, is het toe te schrijven dat Chili tot 20 Jan. 1943 wachtte om zijn diplomatieke betrekkingen met de Asmogendheden af te breken. Eerst in Apr. 1945 ging het een stap verder en verklaarde Japan de oorlog.

Datzelfde jaar trad Chili tot de Verenigde Naties en andere internationale organen toe. De economische noodtoestand leidde tot een toenadering met de V.S., in de hoop dat dit land zijn handelsbetrekkingen met Chili zou intensiveren. Terwijl Chili zich voorheen tegen de hegemonie van Washington over Zuid-Amerika had verzet, aanvaardde het in 1945 Amerikaanse instructeurs voor zijn leger en vloot. De linkse meerderheid bleef met president Rios (1942-’46) aan het roer; de verkiezingen van 1945 lieten rechts en links nagenoeg even sterk uitkomen, zodat de politieke situatie onder president Videla (1946-heden) minder stabiel was dan ooit.

Een aantal kabinetten van diverse richtingen volgden, in volslagen onmacht, snel op elkaar, totdat de gewapende macht in Aug. 1947 weer tussenbeide kwam en vertrouwde lieden met het bestuur belastte. Twee maanden later beschuldigde de nieuwe regering een Joegoslavische diplomaat een spionnagenet en communistische cellen in het land te hebben ingericht om werkstakingen aan te stoken en een beweging van verzet op touw te zetten tegen de regering en de met haar bevriende V.S. Daarop werden de diplomatieke betrekkingen met Joegoslavië, en tevens met Tsjechoslowakije en de Sovjet-Unie verbroken.

PROF. DR J. A. VAN HOUTTE

Lit.: D. Barros Arana, Historia general de Chile (tot 1830: Santiago 1884-1902, 16 dln); L. Galdames, Estudio de la Historia de Chile (id., 1937, 8ste ui tg., Eng. vert. Chapel Hill 1941); L.

Pena, Hist. du Chili (Paris 1927); A. V. Hancock, History of Chile (Chicago 1893); C. Pereyra, Historia de la America española, dl VIII (Madrid 1926); D.

Amunategui Solar, Formación de la nacionalidad chilena (Santiago 1943); Helen L. Clagett, A Guide to the law and legal literature of Chile 1917-1946 (Washington, Library of Congress 1947)

Nederland-Chili.

Nederland onderhoudt met Chili diplomatieke en consulaire betrekkingen. De hoofden der wederzijdse diplomatieke zendingen hebben de rang van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister. De Nederlandse gezant te Santiago is dr P. A.

Kasteel, oud-gouverneur van Curaçao. Het adres van het gezantschap is Avenida Providencia 591. Chili wordt door mevr. Carmen Vial de Senoret als gezante bij het Nederlandse hof vertegenwoordigd.

Nederland heeft één consulaat-generaal (te Santiago; de zaken van het consulaat-generaal worden behartigd door Hr.Ms. gezantschap aldaar), vijf consulaten (te Àntofagasta, Punta Arenas, Talcahuano, Valdivia en Valparaiso) en één vice-consulaat (te Arica). Chili heeft consulaten te Amsterdam en Willemstad (Curaçao).

MR L. V. LEDEBOER.

< >