een uit het Spaans afkomstig woord, afgeleid van het woord embargar, dat beslag leggen, terughouden betekent, is het door een staat verbieden en eventueel met geweld beletten, dat schepen, welke zich in de havens of op de wateren van die staat bevinden, deze verlaten. Ook gebruikt men het woord embargo wel voor het verbod van uitvoer van goederen, hetzij van alle of bepaalde goederen, onverschillig naar welke bestemming, hetzij van alle of bepaalde goederen, bestemd voor een bepaald land of een bepaalde haven.
De toepassing er van in tijd van oorlog of bij oorlogsdreiging dient om te verhinderen, dat de er door getroffen schepen of goederen de weerkracht van de vijand of mogelijke vijand versterken of om eventueel op een later tijdstip die schepen of goederen voor eigen oorlogvoering of gebruik te doen dienen. Het kan dan als begin van toepassing van het zeebuitrecht (z prijsrecht), van het angarierecht (z droit d’angarie) of van het recht van requisitie worden beschouwd. In de loop van de 19de eeuw is deze toepassing van het embargo in onbruik geraakt. De vergadering van het Institut de droit international van 1898 keurde het gebruik er van af en in het (Vide) door de Tweede Haagse Vredesconferentie (1907) aanvaarde verdrag betreffende de rechtstoestand van de vijandelijke handelsvaartuigen bij de aanvang van de vijandelijkheden (Stbl. 1910, no 73) werd zelfs vastgesteld, dat het wenselijk is in geval van het uitbreken van oorlog vijandelijke handelsschepen enige dagen gelegenheid te geven te vertrekken. Reeds bij het uitbreken van Wereldoorlog I heeft men zich hier niet aan gehouden : niet alle oorlogvoerenden hadden het verdrag geratificeerd en het zou slechts van toepassing zijn, indien dit wel het geval was.Een belangrijke reden voor een algemeen verbod van uitvaren zag men vroeger vooral ook in de mogelijkheid daardoor het overbrengen van berichten omtrent oorlogsvoorbereidingen tegen te gaan {arrêt de prince). Een recente, zeer uitgebreide toepassing van embargo in deze zin kan men zien in de maatregelen, welke de Britse regering met betrekking tot de berichtgeving naar het buitenland heeft genomen voor de aan de invasie in Normandië (D-day, 6 Juni 1944) voorafgaande weken. Alle verkeer met het buitenland, in het bijzonder ook door de lucht, werd verboden, zelfs voor de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigers; dit verbod betrof zowel het persoonlijk verkeer, als het verkeer per brief of telegraaf.
Embargo werd en wordt ook in vredestijd toegepast en wel als represaille-maatregel, d.w.z. als maatregel van tegenweer tegen rechtsschending door een andere staat, en voorts als sanitaire- of politie-maatregel, bijv. om uitbreiding van een besmettelijke ziekte te voorkomen of om uitvoer te verhinderen van schepen of goederen, welker bestemming vermoed wordt strafrechtelijk of volkenrechtelijk niet geoorloofd te zijn. Als zodanig kan het tot een machtsmiddel worden om staten, tegen welke het wordt toegepast, te dwingen zekere maatregelen te nemen of na te laten. Nederland heeft dit aan den lijve ondervonden, toen in de jaren 1832 en 1833 op de Nederlandse schepen in de Britse en Franse havens een embargo werd gelegd (6 Nov. 1832 tot 21 Mei 1833) om de Nederlandse regering te bewegen haar troepen uit België terug te trekken. Ook in verband met zijn politiek in Indonesië zag Nederland dit machtsmiddel tegen zich toegepast en wel door het Britse embargo op verschepingen van wapens, welke zouden kunnen worden gebruikt bij de uitvoering van de door de Nederlandse regering in 1947 en 1948 noodzakelijk geachte politionele acties in Indonesië.
Het woord embargo wordt ook wel gebruikt om daarmede een verbod van invoer van bepaalde goederen aan te duiden. Zodanig verbod houdt dan meestal verband met omstandigheden, waarin de plaats van herkomst zich bevindt, bijv. besmette havens of landstreek.
MR L. V. LEDEBOER
Lit.: E. Lambert, Les embargos sur l’importation ou l’exportation des marchandises (Paris 1936).