Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ELZ

betekenis & definitie

de naam van een tweetal rivieren in Duitsland, nl. a. van een 90 km lange rechterzijrivier van de Rijn, welke in het Zwarte Woud ontspringt, door het nauwe Oberprechtal de Bovenrijnse laagvlakte bereikt en tussen Kappel en Willenweier. Het zgn.

Leopoldskanal, dat van Riegel (a. d. Elz) naar de Rijn loopt, dient voor hoogwater-afvoer. b. Van een linkse zijrivier van de Moezel, welke op de 615 m hoge Hochstberg in de Eifel ontstaat, en na een bochtige loop, ca 15 km beneden Cochem bij Moselkem in de Moezel uitloopt. In een van de meanders ligt in een bosrijke omgeving de uit de I2de-i6de eeuw gebouwde burcht Eltz (in 1920 verbrand, doch sindsdien gerestaureerd), samengegroeid uit de burchten van vier riddergeslachten, en een der mooiste voorbeelden van de Duitse kasteelbouw.ELZAS

(Frans: Alsace), een landschap in het Oosten van Frankrijk, bestaande uit de departementen Haut-Rhin (Boven-Elzas) en Bas-Rhin (Beneden-Elzas).

Bodemgesteldheid

Het lage gedeelte wordt gevormd door het 16-30 km brede, westelijk van de Rijn gelegen deel van de Bovenrijnse laagvlakte en strekt zich zuidwaarts uit tot Mulhouse (Duits: Mülhausen), waar de uitlopers van de Jura eindigen. In die laagvlakte vinden wij langs de Rijn grote oppervlakten dikwijls moerassig weiland, verder een iets hoger gelegen streek, die in het Z. arm aan water is, in het midden en N. echter vruchtbare kleistreken bezit, waar graan, tabak en hop verbouwd worden. Langs de Vogezen (les Vosges) strekt zich een zacht glooiend met löss bedekt heuvelland uit met ooft- en wijnbouw. In het N. naderen deze voorlopers van het gebergte driemaal de Rijn, nl. bij Straatsburg, Bischwiller en Selz. Van dit gebergte, de Vogezen, behoren de oostelijk van de kam gelegen dalen tot Elzas. De toppen hebben meest een afgeronde vorm, vandaar ook haar benaming „ballon” (Ballon de Guebwiller, 1423 m, Ballon d’Alsace 1250 m).

De voornaamste rivieren zijn: de Rijn, die over 184 km de grens met Duitsland vormt. De grootste zijrivier is de 111, de voornaamste rivier van Elzas-Lotharingen. Deze neemt rechts slechts onbeduidende beekjes, links daarentegen talrijke bijrivieren, zoals de Larg, de Doller, de Thur, de Lauch, de Fecht en de Breusch op. Van de overige zijrivieren van de Rijn zijn te noemen: de Moder, de Sauer en de Lauter. Aan meren bezit de Elzas het Belchen-, het Zwarte en het Witte Meer in de Vogezen.

Oppervlakte en bevolking.

De Elzas beslaat een oppervlakte van 8294 km2 en telt (1946) i 144986 inw.; en is als volgt over de departementen verdeeld:

Inwoners Tot. Elzas Bas-Rhin Haut-Rhin

1896 1116101 638624 477477
1911 1218803 700938 517865
1921 1120629 651686 468943
1936 1219381 711830 507551
1946 1144986 673281 471705
0ppervlakte in km2 8294 4786 3508

inw. p. km2 (1946) 138 141 135

Zoals uit bovenstaande cijfers blijkt verminderde de bevolking aanzienlijk na de reannexatie van Frankrijk, doch nam daarna weer in snel tempo toe (nl. van 1921-1936 met 7,9 pct), zij het ook niet zo snel als in de Duitse tijd (1896-1911 met 9,2 pct).

Middelen van bestaan.

Zowel de vlakte langs de Rijn als de voetheuvels van de Vogezen worden vnl. door akkers en weilanden ingenomen. De Vogezen zijn vnl. met bos bedekt, met naaldwoud in de hogere delen. Grote samenhangende wouden zijn er nog in het Hardtwald, in de Hagenauer Forst en in de strook tussen Rijn en 111. De akkerbouw levert vnl. tarwe en aardappelen, daarnaast haver en rogge.

De Elzas heeft vooral klein grondbezit en klein tot middelbedrijf. De wijnbouw is vrij belangrijk in de Elzas, in de heuvelachtige streek ten O. van de Vogezen en tussen Guebwiller en Wasselnheim. De met wijngaarden bebouwde oppervlakte strekt zich in de Elzas uit over 10 000 ha, de gemiddelde oogst beloopt 627 000 hl. Het overgrote deel van de oogst bestaat uit witte wijnen. De druifluis heeft veel schade aangericht. De fruitteelt is eveneens belangrijk en levert kwetsen, appelen, peren, kersen, pruimen enz. Zij is vooral gevestigd in de Sundgau. Van de kersenpitten bereidt men de bekende Elzasser likeur „kirsch”. Vlas, hennep en tabak worden veel minder verbouwd dan vroeger. Daarentegen vormt hop een belangrijk artikel (om Haguenau en Bischwiller). Voor de landbouw is een proefstation te Colmar. De rivieren leveren aal, karpers, snoeken, baarzen, forellen enz., de zalmvangst is zeer verminderd. De bossen zijn rijk aan wild, waaronder vossen, wilde zwijnen en herten.

Mijnbouw.

De grootste productie van de mijnbouw in de Elzas wordt gevormd door de kalimijnen in de Boven Elzas, in de omgeving van Mulhouse, welke in opbrengst die van Stassfurt in Duitsland verre overtreft. De jaarlijkse productie bedraagt ca 3 000 000 ton, welke 450 000 ton zuiver K2O bevat, d.i. 9 maal zoveel als in 1913, toen het Duitse kalisyndicaat Elzas een zeer beperkte productie toestond. In Beneden-Elzas leveren de pctroleum velden bij Pechelbronn jaarlijks ca 70 000 ton vette oliën, paraffine, asfalt, doch weinig benzine. Verder bevat de bodem in geringe hoeveelheden koper, zilver, arsenicum, antimonium en zwavel. De pogingen om vroegere ertsmijnen (lood, zilver enz.) bij Markirch of Sainte Marie aux Mines in de Elzas opnieuw te ontginnen zijn mislukt.

Nijverheid.

De voornaamste industrie is textielindustrie (Altkirch, Dannemarie, St. Amains), in Colmar, in de dalen van de Vogezen, in Beneden-Elzas en in het Breuschdal. Het centrum is Mulhouse. Reeds in de 17de eeuw werd de textiel-industrie in de Elzas uitgeoefend in de vorm van linnenindustrie, in het midden van de 18de echter werd zij eerst belangrijk na de invoering van de katoendrukkerijen in Mulhouse (1746), waaruit zich de gehele industrie heeft ontwikkeld. Na de annexatie heeft de katoenindustrie voor de wolindustrie enigszins moeten wijken. Daarnaast zijn er tal van chemische fabrieken, machine- en aardewerkfabrieken, nl. in Mulhouse, Guebwiller, Bischwiller en Althann. De industrie van Straatsburg e.o. verwerkt vooral producten van de landbouw en omvat o.m. meelfabrieken en bierbrouwerijen; verder zijn er de wereldberoemde ganzenleverpasteifabrieken terwijl ook mousserende wijnen en conserven worden vervaardigd. Voorts zijn er petroleumraffinaderijen en machinefabrieken gevestigd.

Handel en verkeer.

Ten behoeve van de handel zijn er talrijke kanalen met een gezamenlijke lengte van 404 km aangelegd. Het Rijn-Rhônekanaal (1783-1834) loopt van Montreux-Vieux naar Mulhouse, waar het het kanaal van Hüningen (Huningue) opneemt, dat de Rijn bij Bazel verlaat en van Mulhouse langs de Rijn naar Straatsburg loopt. Bij Straatsburg is het door een in 18801882 gegraven verbindingskanaal en het Rijn-Illkanaal met het Rijn-Marnekanaal verbonden. Dit net van kanalen werd sedert 1893 verbeterd en daardoor ook voor grotere schepen toegankelijk gemaakt. De Straatsburgse havens zijn sedert 1920 geweldig uitgebreid. Ook het scheepvaartverkeer op de kanalen (ook naar Bazel) heeft zich in die tijd geweldig ontwikkeld. Na overeenstemming met de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (in Straatsburg gevestigd) is in de Rijn bij Kembs een stuw gebouwd ter verbetering van de Rijnscheepvaart naar Bazel en tevens ter opwekking van electrische energie uit de waterkracht. Frankrijk hoopt van Kembs uit later een nieuw lateraal kanaal langs de Rijn te mogen en te kunnen graven voor scheepvaart en waterkracht. Intussen is echter ook de regulering van de Rijn ten dienste van de scheepvaart ter hand genomen.

De spoorwegen die bij het vredesverdrag van 1871 aan het Duitse Rijk waren overgegaan, vormen sedert 1918 weder een afzonderlijk Frans net.

Lit.: Ch. Grad, L’Alsace, le pays et ses habitants (Paris 1898); P. Vidal de la Blache, La France de l’Est (4me éd. Paris 1920); B. S. Townroe, A wayfarerin Alsace (London 1926); H. Mé gr et, l’Alsace (Grenoble 1941, 2e éd. 1949); F. Metz, Die Oberrheinlande (1925); Idem, Die elsässischen Städte (1927); F. Bouchholz, Eisass. Ein Heimatbuch (1928); F. Dollinger, L’Alsace (1929); N. Hansi, L’Alsace (1929); R. Gradmann, Süddeutschland (1931).

Geschiedenis.

Reeds de Keltische oerbevolking van de Elzas had herhaaldelijk last van Germaanse invallen. Na Caesar’s overwinning op Ariovistus (58 v. Chr.) was dat voorlopig uit en begon de romanisering. Maar na het terugroepen van de Rijnlegioenen (400 n. Chr.) begonnen de Germanentochten weer en in het laatst van de 5de eeuw was het land in het bezit van de Alamannen, die door hun stamgenoten van de overkant Elisdzono (d.i. de daar ginds zittenden) genoemd werden. Na de overwinning van Clovis op de Alamannen (496) begint de westelijke invloed weer te overwegen (kerstening). De invloed van het Verdrag van Verdun (843), waardoor de Elzas bij het middenrijk van keizer Lotharius kwam, was gering; beslissend was het Verdrag van Meersen (870) althans staatsrechtelijk, omdat daardoor het land, bij het hertogdom Zwaben ingedeeld, ca 800 jaar een deel van het Duitse Rijk werd, maar cultureel bleef het een bemiddelende rol spelen van Franse hoofsridderlijke beschaving naar Duitsland toe (Godfried van Straatsburg). Na de neergang van het Duitse rijk (ca 1250) viel de Elzas uiteen in het bisdom Straatsburg, dat vnl. de Neder-Elzas (de vroegere Nordgau) omvatte, het zuidelijker Landgraafschap (vroeger Sundgau), dat in handen van de Habsburgers kwam, en het Tien-Stedenverbond (Landau, Weissenburg, Hagenau, Rosheim, Oberehnheim, Schlettstadt, Kaysersberg, Türkheim, Colmar, Münster) (1354). Straatsburg, dat zich van zijn bisschop vrij gemaakt had, en Mülhausen stonden apart. Deze vrijheid, die het land cultureel tijdelijk stellig ten goede kwam (Meester Eckart en Tauler, Straatsburg), stelde het echter bloot aan allerlei aanvallen. Onder de Bourgondische hertog Karel de Stoute (1467-1477), die van keizer Frederik III van Habsburg het landgraafschap in pand kreeg, heeft weer even de mogelijkheid bestaan van het ontstaan van een midden-rijk. In de 16de eeuw triomfeerde de reformatie in de steden (Martin Bucer te Straatsburg), maar het landvolk bleef katholiek. De Boerenopstand had even een glimp van vrijheid, maar daarna verwoesting en diepe ontmoediging gebracht. De Dertigjarige Oorlog schiep voor Frankrijk de mogelijkheid zich uit te breiden naar de Rijn. In 1648 werd aan dat land het landgraafschap van de Habsburgers in de Boven-Elzas afgestaan, benevens het recht een landvoogd over het Tien-Stedenverbond te benoemen, wat vanouds aan de keizer toegekomen was. Lodewijk XIV liet door zijn „Chambres de Réunion” beslissen, dat de opperhoogheid ook over de andere Elzasser landstenden aan de Franse kroon toekwam en Straatsburg in 1681 door zijn troepen bezetten. Verfransing begon echter pas met de Revolutie. Tijdens het oude regime bleef de Elzas een soort buitenbarrière, die economisch en cultureel Duits was. Wel werden allerlei verbeteringen in rechtspraak en administratie ingevoerd, het Katholicisme bevorderd en schiep het doordringen van de beginselen van de „Verlichting” de mogelijkheid tot verfransing, althans onder de ontwikkelden. Machtsverheffing van de stedelijke bourgeoisie en boerenbevrijding, afschaffing van de oude rommelige versnippering en confiscatie van de adellijke en kerkegoederen verwekten groot enthousiasme voor de Franse revolutie onder de Elzassers en bonden hen sterk aan Frankrijk. Tijdens het eerste keizerrijk ontstond een bloeiende katoennijverheid te Colmar en te Mulhouse, waarvan het laatste nog tot 1789 bij het Zwitserse Eedgenootschap behoord had. In de 19de eeuw kwam wel een herleving van het katholicisme, maar aan het „Deutschtum” kwam dit allerminst ten goede. Toch bestond ca 1870 veel ontevredenheid in de Elzas, deels als gevolg van het feit, dat er van Parijs uit te weinig gebeurde om de materiele bloei van het land te bevorderen en het onderwijs te verbeteren, deels omdat de regering de clericalen in het oog lopend begunstigde (z verder Elzas-Lotharingen, geschiedenis).

< >