(Duits: Mülhausen), Franse fabrieksstad in de Elzas, in het departement Haut-Rhin, met (1946) 87 655 inw. (met voorsteden ca 122 000), van wie 80 pct R.K. en 20 pct Prot., voor een deel Duits sprekend, is gelegen aan de 111 in een vruchtbare streek aan de spoorweg Straatsburg Bazel. Het mooiste gedeelte der stad ligt aan het Rhône-Rijnkanaal en verder in het Z.O. op de zgn.
Rehberg. In het N.W. ligt de industrievoorstad Dornach, in 1911 met Mulhouse verenigd. De groei van Mulhouse is vrij snel gegaan (1700: 6000 inw.; 1850: 30000; 1900: 90000; 1910: 105 000). De grondslagen van deze groei zijn in 1746 gelegd door Köchlin, Schmaltzer en Dollfus, die er een fabriek van bonte katoenen stoffen deden verrijzen. De katoenindustrie omvat thans spinnerijen, weverijen, drukkerijen en ververijen. Voorts is er wol-, metaal-(machines), papier-en chemische industrie. De ontdekking in 1904 van kali ten N. van Mulhouse is voor de industriële ontwikkeling der stad eveneens van zeer grote betekenis geweest.GESCHIEDENIS
„Mülhausen” wordt voor het eerst genoemd in 803. In de 13de eeuw werd het een Vrije Rijksstad, het maakte in 1397 deel uit van de tienstedenbond, trad in 1515 tot het Zwitserse Eedgenootschap toe, maar sloot zich 15 Mrt 1798 bij Frankrijk aan. Van 1871-1918 behoorde de stad bij Duitsland. In Wereldoorlog I wisselde de stad meermalen van bezitter en leed zware schade. Sedert 17 Nov. 1918 behoort Mulhouse weer bij Frankrijk. Gedurende Wereldoorlog II was de stad van 18 Juni 1940 tot 21 Nov. 1944 opnieuw door Duitsland bezet.
Lit.: A. Metzger, La république de M. 717-1798 (Bâle 1884) ; E. Tournier, M. im 16. Jhrh. (1894); Histoire documentaire de l’industrie de M., 2 dln (1902) ; H.Laufenburger en P.Pflimlin, L’industrie de M., 2 dln (1932) ; E. Meininger,Hist. de M. (1923).