Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZWARTE WOUD

betekenis & definitie

(Duits: Schwarzwald), gebergte in het Z.W. van Duitsland, ten O. langs de slenk van de Bovenrijnsche Laagvlakte, strekt zich van Sackingen aan de Rijn tot aan Durlach uit in een N.N.O. richting over een lengte van 158 km.

Het is het breedst en het hoogst in het Z., waar het zich van de Rijn tot aan de Wutach uitbreidt over een afstand van 60 km, terwijl het in het N. tussen Durlach en Pforzheim een breedte heeft van slechts 30 km en door het Kraichgauer Bergland van het Odenwald is gescheiden. Het Zwarte Woud bestaat over het geheel meest uit afgeronde koepels en tafelvormige, door diepe dalen gescheiden bergen en bergkammen. Het gebergte watert in het W. naar de Rijn, naar het O. naar de Neckar en voor een klein deel naar de Donau af.

Door het dwarsdal der Kinzig wordt het Zwarte Woud in een grotere zuidelijke en een kleinere noordelijke helft gescheiden (Oberer en Unterer Schwarzwald). Het centrale gedeelte van de zuidelijke helft is de Feldberg ten O. van Freiburg (1494 m). Niet zo hoog is de noordelijke helft van het Zwarte Woud, waar de gemiddelde hoogte slechts 600 m bedraagt. De bergen zijn hier meer tafelvormig. Het voornaamste gebergte is hier de Hornisgrinde (1 164 m).

Met uitzondering van de hoogste toppen zijn de bergen in het Zwarte Woud dicht begroeid met naaldhout. Aan de donkere kleur van dit geboomte ontleende het gebergte zijn naam. Bij de Romeinen heette het naar zijn bewoners, de Markomannen, Silva Marciana.



De voornaamste gesteenten van het gebergte zijn graniet en gneis; verder heeft men hier en daar leisteen, steenkolen en eruptieve gesteenten. Bontzandsteen overdekt vooral de noord- en oostzijde. Het gneis vormt de kern en is het meest verbreid. Ofschoon het Zwarte Woud wel ertsen bevat, is de mijnbouw niet van belang; vroeger werd er lood, zilver, kobalt, koper en ijzer gewonnen.

Van veel belang zijn de minerale bronnen, o.a. die van Baden-Baden, Badenweiler, Sackingen, Wildbad en de zgn. Kniebisbaden. Het klimaat is in de hoogst gelegen streken guur. Aan de zuidvoet groeien druiven, amandelen, walnoten, tamme kastanjes enz., terwijl de hoger gelegen akkers slechts zomerkoren, aardappelen en vlas leveren. Verder is er veel weiland. Het belangrijkste bestaansmiddel is bosbouw.

Verder zijn er verschillende takken van industrie, w.o. houtbewerking, de vervaardiging der zgn. Schwarzwalder klokken, wekkers enz. (Schramberg, Schwenningen, Triberg), meubelen, borstels en penselen (Todtnau), metaalwaren, harmonica’s (Hohnerfabrieken in Frossingen), katoenspinnerij, enz. Het Zwarte Woud is beroemd om zijn natuurschoon en trekt veel toeristen.

Lit.: L. Neumann, Der Schwarzwald (1925); J. en M. Bartsch, Vegetationskunde des Schwarzwaldes (1940).

< >