Fries letterkundige (Grouw 8 Oct. 1797 22 Mrt 1858), studeerde medicijnen te Leiden en Heidelberg en was daarna arts eerst te Purmerend, later te Grouw. Zijn laatste levensjaren bracht hij rustend te Leeuwarden door.
Als student te Heidelberg kwam hij in aanraking met de nationale opleving; ook leerde hij er de betekenis kennen van het Duitse volkslied. In Friesland teruggekeerd, was het zijn wens, aan het eigen volk een soortgelijk volkslied te schenken. Zijn poëzie is voor een belangrijk deel op het leven van de natuur geïnspireerd. Voor Friesland is zijn letterkundige werkzaamheid van groot belang geweest. Hij wist een literatuur te scheppen, die niet al te zeer nog in het populaire verliep en onder het Friese volk toch algemeen ingang vond. De uitgave geschiedde in samenwerking met de twee broers van Eeltsje, Joast en Tsjalling; vooral Joast had in de verzorging van de tekst een ruim aandeel.Bibl.: De Lape koer fen Gabe Skroor (met Joast; 1822; vermeerderde uitgave 1829); De sceerwinkel fen Joute-baes (hieraan werkte ook Tsjalling mee; 1835); De treemter fen it Sint Anthoni Gasthus (1836); De Noarcher Ruen oan Gabe Scroar (1836), beide met kanttekeningen van Joast; Oan Eölus oer it needwaer fen de 29ste Novimber 1836 (1837); Eölus syn antwird mei oar grjimmank van Joast (1837); Twigen uwt ien alde stamme (1840; met aanteekeningen van Joast); Leed in wille (1854); De Flotgaerzen (1854; van Joast). Alle zijn te Deventer verschenen. In 1868 werden deze geschriften met nog andere tot een bundel verzameld: Rimen ind Teltsjes fen de Broérren Halbertsma. Een gedeelte van zijn werk werd door J. J. A.
Gouverneur in het Nederlands vertaald (Twijgen, uit een ouden stam opgeschoten, Deventer 1841); De lappekorf van Gabe-snijër, Deventer 1860); K. J. Clement vertaalde in het Duits: Der Lappenkorb von Gabe Schneider aus West-Frisland mit Zuthaten aus Nord-Frisland (Leipzig 1846).
Lit.: G. Dykstr a, Bydrage ta de kennis fan it libben, de persoan en it wurk fan Dr E. H. (1946).