Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DYSTROPHIE

betekenis & definitie

betekent letterlijk een stoornis in de voeding (δυς, dys, slecht, verkeerd; τϱοψη, trophê, voedsel). Ongeveer in deze zin wordt het woord gebruikt in de kindergeneeskunde als men zuigelingen, die door voedingsstoornissen te mager zijn, dystrophisch noemt (zie atrophie bij zuigelingen).

Het woord dystrophie vindt in de geneeskunde ook toepassing voor bepaalde stoornissen in de lichamelijke ontwikkeling, die met de voeding niets te maken hebben.1. De dystrophia adiposo-genitalis of het syndroom van Fröhlich (1901) is vnl. gekenmerkt door
a. een sterke vetafzetting van het vrouwelijk type, dus vooral aan heupen, dijen, borsten en onderbuik;
b. een achterblijven resp. achteruitgaan in ontwikkeling van de geslachtsorganen en
c. op jeugdige leeftijd, een vertraging in de lengtegroei van het skelet.

Deze afwijkingen worden tegenwoordig beschouwd als gevolgen van functiestoornissen van het diëncephalon. De oorzaak dezer stoornissen kan zijn gelegen in een gezwel, een ontstekingshaard of een ander ziekteproces daar ter plaatse. Het diëncephalon ligt vlak boven de hypophyse en vormt daarmee een functionele eenheid. Het is dus zeer begrijpelijk dat processen in deze buurt de werking der hypophyse meestal niet onaangetast laten, en dat dystrophia adiposo-genitalis bijv. niet zelden gepaard gaat met diabetes insipidus en andere stoornissen. Als een gezwel de oorzaak is, komen daar op de duur nog bij verschijnselen van aantasting der gezichtszenuwen en van een verhoogde druk in de schedelholte (hoofdpijn, braken, sufheid, trage pols). Het gezwel moet, zo mogelijk, worden verwijderd; soms helpt Röntgenbestraling.

Het is van belang te weten dat er bij jongens niet zelden een periode in de ontwikkeling voorkomt, die zeer aan het syndroom van Fröhlich doet denken en die menigmaal tot ongerustheid aanleiding geeft; ten onrechte evenwel, want deze stoornissen zijn van voorbijgaande aard en berusten niet op anatomisch herkenbare afwijkingen. Dergelijke jongens zijn dik en rond, zij hebben platvoeten, X-benen en kleine geslachtsorganen; laatstgenoemde lijken echter kleiner dan ze zijn, doordat zij verborgen liggen in het vet. Omstreeks de puberteit plegen deze afwijkingen vanzelf te verdwijnen. Dieet, sport en hormonbehandeling kunnen het herstel bespoedigen. Deze onschuldige vorm van dystrophia adiposo-genitalis komt veel vaker voor dan die, welke berust op een ernstige afwijking.

2. Dystrophia musculorum progressiva, een degeneratieve ziekte van de spieren, die meestal familiair is. Men kent o.a. een infantiele (kinderlijke) en een juveniele (in de puberteit zich ontwikkelende) vorm. Vooral de spieren, die de romp met de ledematen verbinden, worden aangetast. Hierin gaat het spierweefsel te gronde; het wordt vervangen door vet. De vetafzetting is soms overmatig en dan spreekt men van pseudohypertrophie. Door de krachtsvermindering der genoemde spieren hebben dergelijke patiënten moeite van houding te veranderen, hetgeen duidelijk uitkomt als men hen uit liggende houding op laat staan. Met veel moeite zoeken zij aan alle kanten steun met de armen en bij het oprichten klimmen zij a.h.w. langs het eigen lichaam omhoog doordat zij de romp omhoog drukken met de armen, die telkens hoger zich vastgrijpen aan de benen. Al naar de spiergroepen, die vnl. zijn getroffen en naar de leeftijd, waarop het proces begint, onderscheidt men verschillende vormen dezer ziekte. De lijders gaan meestal te gronde aan infectieziekten, waartegen zij weinig weerstand hebben. Gebeurt dit niet, dan wordt de ziekte soms stationnair.

DR H. J. VIERSMA

< >