is een zeldzame ziektetoestand, waarbij zeer grote hoeveelheden urine (tot 30 l per etmaal) worden geloosd; deze urine heeft een laag soortelijk gewicht (1.001 − 1.005) en bevat geen suiker. Vandaar de naam diabetes insipidus (diabetes = doorloop, insipidus = smaakloos) in tegenstelling tot de diabetes mellitus (d.i. „honingzoete doorloop”) of suikerziekte.
Diabetes insipidus berust op een tekort aan het hormon van de achterkwab der hypophyse (hersenaanhangsel) zonder hetwelk de nieren te veel water laten schieten. Door dit hormon in te spuiten of te laten opsnuiven zodat het door het neusslijmvlies kan worden geresorbeerd kan men alle verschijnselen onderdrukken. Toch ligt de oorzaak meestal niet in de hypophyse zelf maar in de middenhersenen (bodem van de derde hersenkamer) waar zich bepaalde zenuwcentra bevinden die langs de hypophysesteel met de achterkwab verbonden zijn en de afscheiding van het hormon der achterkwab regelen. De beschadiging dezer zenuwcentra kan van verschillende aard zijn (bloeding, gezwel, ontsteking enz.). De loop der ziekte is natuurlijk in hoge mate afhankelijk van de aard der beschadiging. Er komen ook gevallen voor (zeldzaam) waarin de ziekte familiair is; een anatomische afwijking is dan niet of nauwelijks aantoonbaar en dergelijke mensen kunnen er oud mee worden. Lijders aan diabetes insipidus hebben hevige dorst. Als zij enige tijd niet kunnen drinken ontstaat er een groot watertekort, waardoor zij zich uitgeput en ziek gevoelen. De behandeling zal zo mogelijk zijn gericht tegen de oorzaak (Röntgenbestraling van een gezwel, antiluetische behandeling enz.) en bestaat overigens in hoofdzaak uit de toediening van passende hoeveelheden hypophyse-achterkwabhormon.DR H. J. VIERSMA
Lit.: G. C. Duncan, Diseases of metabolism (Philadelphia & London 1947), blz. 678-689.