Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DYSPNOE

betekenis & definitie

(ademnood, kortademigheid) betekent slechte, moeilijke ademhaling. Dyspnoe bestaat, als de ademhaling bovenmatige inspanning vergt, hetzij door belemmering (mechanisch, reflectoir, enz.) van de adembewegingen, hetzij door onbelemmerde, maar zeer intensieve ademhaling.

In beide gevallen is de ademreserve gering, kan de longventilatie weinig of niet meer worden verhoogd, zodat een onvoldoende zuurstofvoorziening dreigt (of reeds bestaat). De versnelling der ademhaling bij koorts, bij emoties en bij enkele andere toestanden noemen wij geen dyspnoe, ook niet de abnormaal diepe ademhaling bij acidosis.Het gevoel van ademnood, vaak als benauwdheid aangeduid, ontstaat o.a. als de ventilatie der longen op een of andere wijze wordt belemmerd (bijv. vernauwing van luchtpijp of bronchi, verlamming van ademhalingsspieren), als het ademhalingsoppervlak in de longen sterk is verminderd (bijv. door ontsteking, schrompeling of atelectase van grote delen der longen), als de elasticiteit der longen onvoldoende is geworden (emphyseem), als er ten gevolge van een slechte hartswerking bloed in de longen wordt opgestuwd en als het ademhalingscentrum respectievelijk de carotissinus onvoldoende zuurstof krijgen.

Soms bestaat er reeds dyspnoe in rust, die toeneemt hij beweging. Vaak echter ontstaat zij alleen in aansluiting aan inspanning (dyspnée d’effort). Gezonde mensen worden alleen door zware inspanning kortademig en dit gaat bij rusten spoedig voorbij. Abnormaal is het, als de kortademigheid na geringe inspanning ontstaat en in rust niet snel verdwijnt. Te dikke mensen worden spoedig kortademig; elke beweging kost door het grote lichaamsgewicht extra inspanning en de beweging van het middenrif wordt belemmerd door de vetophoping in de buik. Mensen met anaemie worden ook gauw kortademig: de zuurstofcapaciteit van hun bloed is gering; om dit te compenseren is de bloedsomloop in rust reeds versneld, zodat hij tijdens inspanning niet sterk kan toenemen; zuurstoftekort is dan onvermijdelijk.

Dyspnoe in rust, die het gevolg is van hartziekten, vermindert (verdwijnt soms) bij rechtop zitten en neemt toe bij plat liggen; dit verschijnsel noemt men orthopnoe. Ook andere vormen van dyspnoe kunnen hinderlijker zijn bij liggen dan bij zitten, maar bij longstuwing door slechte hartswerking is het verschil bijzonder treffend. Als een dyspnoïsche zieke bij voorkeur plat te bed ligt is zijn dyspnoe zelden of nooit het gevolg van een hartziekte.

Hevige aanvallen van dyspnoe, die zonder duidelijke aanleiding ontstaan, noemt men asthma; daarbij onderscheidt men asthma bronchiale, berustend op een kramp der bronchiale spiertjes, en asthma cardiale, een gevolg van bloedstuwing in de longen (zie hartziekten). Asthma cardiale wordt ook paroxysmale dyspnoe genoemd.

Als de inademing veel sterker bemoeilijkt is dan de uitademing spreekt men van inspiratoire dyspnoe; deze komt voor bij vernauwing van de grote luchtwegen bijv. bij croup. Bij vernauwing van de kleinste luchtwegen is vooral de uitademing moeilijk: exspiratoire dyspnoe (bijv. asthma bronchiale).

Een bijzondere vorm van dyspnoe komt voor bij het ademhalingstype van Cheyne-Stokes (periodieke ademhaling, zie dl I, blz. 229). Dyspnoe gaat dikwijls gepaard met cyanose.

DR H. J. VIERSMA

< >