Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DWANGNEUROSE en DWANGVERSCHIJNSELEN

betekenis & definitie

Onder dwang verstaat men in de psychopathologie het verschijnsel, dat een innerlijke voorstelling, gedachte of handeling als aan het eigen „ik” vreemd wordt ondervonden, terwijl het belevend „ik” deze voorstelling, gedachte of handeling toch als van hem zelf beschouwt. Dit in tegenstelling met de „gemaakte gedachte”, waarbij het belevend „ik” de gedachte als die van een ander, door een ander in hem gebracht beschouwt.

Deze dwanggedachten kunnen uitermate kwellend zijn. Zo kan een vroom mens geplaagd worden door dwangmatig godslasterlijk denken. Zo kan een mens gekweld worden, doordat hij allerlei handelingen moet verrichten die hij zelf als zinloos beschouwt, bijv. de dwang zich voortdurend te wassen. Ook vrees kan als dwang optreden: pleinvrees, vrees voor besmetting, vrees voor scherpe voorwerpen (aichmephobie), vrees voor blozen (ereuthrophobie), vrees voor bepaalde woorden, dwang om iemand aan te raken, dwang om iets weg te nemen (de echte kleptomanie). Soms bestaat de dwang alleen uit de vrees dat men iets zal doen, bijv. het eigen kind vermoorden. Deze dwang realiseert zich practisch nooit. In de gevallen van kindermoord, die mij bekend zijn, was de moord nooit als uiting van dwang te beschouwen.Tot het dwanghandelen behoort voorts het steeds weer uitvoeren van een bepaalde reeks handelingen voor het opstaan, voor het wassen, voor het zich kleden, voor het eten, voor het slapen. Deze handelingen kunnen tot een waar ceremonieel worden. — Weer anderen ondergaan de dwang alles wat zij zien te tellen.

Deze dwang kan zich voordoen binnen het kader van een dwangneurose. Het dwangverschijnsel is dan als neurotisch te verklaren. Dikwijls blijkt het de vorm te zijn, waarin een verdrongen drift verhuld naar bevrediging zoekt. Dwangceremonieel kan een uiting zijn van afweer van het onbewuste streven naar bevrediging van verboden wensen. De angst, die met de dwanggedachte gepaard gaat, zou samenhangen met de voorvoelde doorbraak van de verdrongen strevingen. De dwangverschijnselen worden soms in dienst gesteld van andere strevingen en daardoor vastgehouden. bij de wens om nooit alleen te zijn, de wens om de omgeving te beheersen. In dwangdenken en dwanghandelen zijn soms resten van primitief denken terug te vinden, bijv. van het magisch denken.

Moge het voorkomen dat de dwangverschijnselen geheel als uiting van een neurose zijn op te vatten, soms blijkt het dwangverschijnsel samen te hangen met de karakteraanleg. Een dergelijke karakteraanleg beschrijft Janet als „le caractère scrupuleux inquiet”. Bij dit karakter ontstaan de dwangverschijnselen bij verminderde psychische spankracht. Freud heeft aangetoond, dat er een relatie bestaat tussen een fixatie op één van de treden van de libido-organisatie en een dwangverschijnsel. Een fixatie in de anaal-erotisch-sadistische phase wordt inderdaad bij vrijwel alle lijders aan dwangverschijnselen gevonden. In het dwangneurotische karakter (Freud) worden tal van trekken gevonden, die althans met deze phase van ontwikkeling samenhangen. Uitingen van verdrongen agressie, overmatige preciesheid, neiging tot overmatige netheid, alles moet steeds op dezelfde plaats liggen, zuinigheid tot gierigheid toe, onvermogen tot warm contact met mensen uit de naaste omgeving worden bij dit karakter waargenomen.

Niet alleen de vraag hoe een dwangverschijnsel ontstaat is van belang, maar minstens zozeer de vraag, waardoor het verschijnsel niet verdwijnt. Tal van normale mensen kennen immers dwangverschijnselen: als ik nu eens het raam uitsprong, mij onder de trein wierp, plotseling een smerig woord uitriep, enz. De normale gaat echter onmiddellijk over tot de orde van de dag. Waardoor gebeurt dit bij de zieke niet ? Deze vraag is nog niet voldoende beantwoord. Behalve bij de neurose, bij de psychasthenie worden dwangverschijnselen ook nog bij andere ziekten aangetroffen, o.a. bij depressietoestanden en bij de schizophrenie, voorts ook bij een bepaalde groep psychopathen.

PROF. DR H. C. RÜMKE

< >