Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DÜSSELDORF

betekenis & definitie

(Nederlands: Dusseldorp), stad in het Land Noord-Rijnland-Westfalen, ligt op 45 km van de Nederlandse grens en op beide oevers van de Rijn, waarover, afgezien van 2 spoorbruggen, in 1898 door Krohn een 600 m lange stenen brug gebouwd is. De plaats telde (1946) op 159 km2 420.909 inw. (voor ⅓ Prot.).

De stad ontleent haar naam aan de Düssel(bach), die hier in de Rijn uitmondt en is verdeeld in de Altstadt, de door hertog Jan Wellem (1690-1717) aangelegde Neustadt, Karlstadt (door hertog Karl Theodor (1743-1799) aangelegd), Königsstadt, Pempelfort en Friedrichstadt.In 1908 en 1909 werden de voorsteden Wersten, Rath, Gerresheim, Stockum,Eller, Himmelreich, Heerdt en Oberkassel bij de stad ingelijfd. Voor de Altstadt tijdens Wereldoorlog II grotendeels uitbrandde, telde men daarin als de voornaamste gebouwen de St Lambertikerk (met de praalgraven van de hertogen van Gulik en Berg, van welke vooral het marmeren mausoleum van hertog Johann vermelding verdient), de St Andreaskerk (1622-’29), tevoren een Jezuïetenkerk, en het 16de eeuwse raadhuis. De functie van Düsseldorf lag vooral op economisch en cultureel gebied.

Uit economisch oogpunt was het in de eerste plaats administratief centrum van allerlei concerns en syndicaten, vnl. op het gebied van de ijzer- en staalindustrie. Daarnaast was het zelf ook de zetel van een aantal industrieën; voor Wereldoorlog II omvatte deze o.m.: metaalindustrie (staal, buizen, ijzerconstructie, draad, werktuigmachines, wagens, auto’s, stoomketels, pompen, electro-technische artikelen, instrumenten, tafelgerei enz.); chemische industrie (kleurstoffen, lak, was- en bleekmiddelen), textiel-industrie, de kantindustrie, grafische bedrijven, voedingsmiddelenindustrie, glasnijverheid enz. In de nabijheid der stad worden veel groenten verbouwd.

De belangrijke functie als cultuurcentrum dankte Düsseldorf aan het feit, dat het in de 16de eeuw de residentie van de hertogen van Gulik-Berg was. Wel verlegden hun opvolgers, de hertogen van Palts-Neuburg in 1716 de residentie naar Mannheim, doch daarmee werd Düsseldorf niet vergeten. Nadat hertog Jan Wellem het kunstleven reeds zeer had bevorderd, werd in 1767 de beroemde kunstacademie (schildersacademie) gesticht door hertog Karel Theodoor, in 1819 door koning Friedrich Wilhelm III van Pruisen hernieuwd; zij bloeide op onder de leiding van Cornelius en Schadow. Zij werd gevestigd in het door het bombardement der Fransen in 1795 zeer gehavende doch later herstelde oude slot. Het museum van schilderijen, in 1690 opgericht, werd in 1805 naar München verplaatst. Düsseldorf speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling der moderne bouwkunst, door het Hochhaus, gebouwd door Wilh. Kreis (1924) en de vele gebouwen voor de grootindustrie (bijv. gebouw der Mannesmann-Werke, door Peter Kehrens). Voor Wereldoorlog II bezat de stad o.m. het Heetjensmuseum (plaatselijke geschiedenis e.d.), Löbbekemuseum (natuurlijke historie), een school voor bouwkunst en een conservatorium voor muziek, een sociaalhygiënische academie, een academie voor practische geneeskunde, een Hochschule fur kommunale Verwaltung, een instituut voor ijzeronderzoek en een kunstgenootschap voor de Rijnstreek en Westfalen, in 1828 gesticht. Er werden geregeld grote muziekfeesten gegeven, zoals de feesten van de kunstenaarsvereniging „Malkasten” (in 1848 gesticht) in „De Tuin van Jacobi”, alzo genoemd naar de wijsgeer Friedrich Jacobi, wiens gastvrijheid er aan veel beroemde mannen, zoals Goethe, Wieland en Herder, een aangename verblijfplaats bezorgde.

Sedert 1892 heeft Düsseldorf een binnenhaven, sinds 1896 een handelshaven. In 1937 omvatte het verkeer 31.248 ton dezer schepen; er werden 1,9 millioen ton goederen aangevoerd en 0,9 millioen ton verscheept.

Düsseldorf, een oude plaats, werd in 1159 voor het eerst vermeld, in 1288 tot stad verheven en was sinds 1348 de residentie van de hertogen van Berg en een geliefde verblijfplaats van de adel. Nadat de hertogen van Gulik, Berg en Kleef uitgestorven waren, kwam de stad in het bezit van de paltsgraven von Neuburg en diende tot verblijfplaats van keurvorst Johann Wilhelm (1690-1716), totdat Heidelberg wederom verrezen was. In 1795 viel zij in handen van Frankrijk, doch werd bij de vrede van Luneville (1801) aan Beieren afgestaan. In 1806 werd zij gevoegd bij het hertogdom Berg en in 1814 kwam zij aan Pruisen. Vnl. van Mei 1943 tot het einde van Wereldoorlog II werd zij zwaar gebombardeerd; sinds Mrt 1945 omsingeld, werd de stad 17 Apr. 1945 door de Geallieerden veroverd.

Lit.: Friedrich Lau, Gesch. d. Stadt D., 2 dln (1921) (tot 1815); dl II door Otto Most (1921) (van 1815 tot 1856); Heinrich Stolz, D. (2de dr. 1925); H. Müller-Schlösser, Das schone alte D. (2 dln, 1911, ’12); J. Wilden, Grundl. u. Triebkräfte d. Wirtschaft in D. (1923); W. Mitze, Die Strukturtypologische Gliederung einer westdeutschen Grosstadt (Leipzig 1941).

< >