Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DRUSIUS, Joannes

betekenis & definitie

of van den Driessche, Nederlands Protestants godgeleerde (Oudenaarde 28 Juni 1550 - Franeker 12 Febr. 1616), studeerde te Leuven, vluchtte bij de komst van Alva met zijn vader naar Londen, volgde daar de colleges in de Oosterse talen van A.R. le Chevallier, bij wie hij ook inwoonde als hoogleraar te Cambridge. Op 20 Juni 1577 werd hij hoogleraar in de Hebreeuwse, Chaldese en Syrische talen te Leiden, tot hij in Juni 1585 als zodanig naar Franeker trok.

Drusius bezat terecht een Europese reputatie, werd door de Staten van Friesland ook tot Bijbelvertaler met Marnix benoemd en schreef een commentaar op de moeilijkste plaatsen van het Oude Testament. Dit heeft voor de latere Statenvertalers weinig dienst meer gedaan omdat Drusius, die zichzelf als taalonderwijzer en niet als theoloog wenste te beschouwen, door zijn onafhankelijke zin, zijn scherpte, zijn vriendschap voor Arminius en Wtenbogaert en vooral ook om zijn weigering, de belijdenisgeschriften der Gereformeerde Kerk te ondertekenen, als onrechtzinnig bekend stond. Vooral zijn collega Sibrandus Lubbertus heeft hem bestreden.Bibl.: Opera theologica, exegetica etc. ed. S.Amama, 10dln (1622-’36).

Lit.: Bronnen tot de gesch. v. d. Leidsche Univ. uitgeg. d. P. C. Molhuysen, I (1913); Nw Ned. Biogr. Wb. I, 753; Het Prot. Vaderland II, 620-629; Boelens, Frieslands Hoogeschool II (1889), 46-52.

< >