ontstaan onder inwerking van uitwendige krachten op een vloeistof, doordat de cohaesie verhindert, dat de vloeistof tot moleculen uiteenvalt. De druppels zijn het grootst, als de oppervlaktespanning (zie capillariteit) het grootst en het soortelijk gewicht der vloeistof het kleinst is; alkolholdruppels zijn aanzienlijk kleiner dan waterdruppels wegens de geringere oppervlaktespanning.
Waterdruppels vormen zich uit oververzadigde damp door condensatie op kiemen, meestal gevormd door submicroscopische hygroscopische deeltjes (de meeste droge stofdeeltjes zijn onwerkzaam), zgn. „grote ionen”. Zijn deze niet aanwezig, dan kan bij sterkere oververzadiging als kiem een gewoon ion fungeren (nevel- of Wilsonkamer).