Deze trof men in de 17de en 18de eeuw vooral in Twente aan. Al in de 13de-eeuwse landbrieven vinden we, dat in tijden van nood de vrije ingezetenen tot graaf- en waakdiensten verplicht waren.
Deze diensten in het algemeen belang konden soms worden afgekocht tegen privé-diensten, jegens de drosten te presteren. De drostendiensten zijn dus niet uit horigheid ontstaan; wel hebben zij naar de vorm in de 18de eeuw invloed van de horigheidsverplichtingen ondergaan. Toen werden ook de drostendiensten onderscheiden in verplichtingen „bi grase” en „bi stro”.Zijn de drostendiensten dus wel te onderscheiden van de horige prestaties, zij dienen evenmin te worden verward met de zgn. herendiensten, zorg voor het onderhoud van bruggen, wegen etc., die van de kerspelen, maar niet van de boeren afzonderlijk gevraagd konden worden.
In 1631 werden de wedden der drosten verhoogd onder bepaling dat de drostendiensten afgeschaft zouden zijn. Deze maatregel heeft geen effect gehad, maar in elk geval hadden de diensten na 1631 geen wettelijke basis meer. In 1776 hebben ridderschap en steden besloten, dat de drostendiensten wel is waar in stand zouden blijven, maar dat elke dienst telkens zou kunnen worden afgekocht. Zwolle was het hiermede niet eens; de zaak is toen weer opgerakeld en mede door het ingrijpen van de bekende patriot Joan Derk van der Capellen zijn de drostendiensten op 28 Oct. 1783 door de Staten van Overijsel afgeschaft.
MR G. J. TER KUILE JR
Lit.: J. D. van der Capellen, Vertoog over de onwettigheid der drostendiensten in Overijssel (Leiden 1778); J. W. Racer, Overijsselsche Gedenkstukken, IV (1784), blz. 32-88; M. de Jong Hzn, Joan Derk van der Capellen (Gron. - Den Haag 1922), blz. 246-306, 505, 577-584.