is de naam van een plantenfamilie uit de orde der Cistifloren. Het zijn overblijvende kruiden, wier bladeren met prikkelbare tentakels, zoals bij Drosera, borstels, zoals bij Dionaea of haren, zoals bij Aldrovanda, bezet zijn. Zij bezitten het vermogen, kleine dieren, zoals insecten, te vangen, die daarna door het blad worden verteerd (zie insectenetende planten).
De bloemen staan zelden verspreid, maar zijn meest tot schichten verenigd. Zij zijn regelmatig gebouwd met in de regel 5, aan de voet iets samenhangende kelkbladen, 5 kroonbladen; 5-20 meeldraden en een bovenstandig, éénhokkig vruchtbeginsel uit 3-5 vruchtbladen met evenveel stijlen, wordend tot een met kleppen openspringende doosvrucht. De familie omvat een 100-tal soorten, verdeeld over 6 geslachten, naast de genoemde nog Drosophyllum, Byblis en Roridula. Men vindt ze vooral in de gematigde streken der gehele aarde.Verreweg het grootste geslacht, met 86 soorten, vooral in Noord-Amerika en op het zuidelijk halfrond, is het geslacht Drosera L. of Zonnedauw. Het zijn planten van vochtige standplaatsen met een bladrozet, uit het hart waarvan een schicht van witte bloempjes met 5 meeldraden en een vruchtbeginsel uit 3 (of 5) carpellen ontstaat. Soms doet zich cleistogamie voor, betrekkelijk vaak ook een vegetatieve vermenigvuldiging door adventieve knoppen. In Europa en ook in Nederland vindt men slechts 3 soorten: D. rotundifolia L., met ronde bladeren, D. intermedia Hayne, met langwerpige bladeren en een aan de voet gebogen bloemstengel, beide algemeen op vochtige heide- en veengrond, en dan de zeldzame D. anglica Huds. (syn. D. longifolia L.), eveneens met langgerekte bladeren, maar met een rechtopstaande bloemstengel. Enkele verdere meer bekende soorten zijn: D. capensis L., uit Zuid-Afrika; D. binata Labill., uit Australië en Nieuw-Zeeland, met gevorkte bladeren; D. macrantha Endl., uit Australië, met knolletjes en klimmende stengels. Het gehele kruid Drosera rotundifolia wordt in de homoeopathie verwerkt tot essentiae. Deze worden als middel tegen kinkhoest aanbevolen.
Nauw met Drosera verwant is het geslacht Drosophyllum Link., met 1 soort, D. lusitanicum Link., in Portugal, Zuid-Spanje en Marokko. Het is een laag struikje van zandig terrein met verspreide, lijnvormige bladeren en gele bloemen met 10 meeldraden en 5 carpellen. De Portugese boeren gebruiken het als potplant of opgehangen aan de lampen als vliegenvangers.
Zeer bekend is het geslacht Dionaea Ellis, met 1 soort; D. muscipula Ellis, in de moerassen van Carolina. Het is een plantje met een rozet van bladeren met een gevleugelde bladsteel en een aan de rand van tanden voorziene bladschijf, bestaande uit 2 helften, die een stompe hoek met elkander vormen. Het maakt een bloeistengeltje als een Drosera met grote witte bloemen met 10 à 20 meeldraden en 5 vruchtbladen. Ook het geslacht Aldrovanda Monti omvat slechts 1 soort, A. vesiculosa Monti, een wortelloze waterplant uit Zuid-Europa, het Nijl-gebied, Zuid- en Oost-Azië en Oost-Australië met in kransen staande bladeren, die aan die van Dionaea doen denken. De wigvormige bladsteel eindigt met een 2-kleppige bladschijf, omgeven door 5 of 6 lange borstels. De bloemen, met 5 meeldraden en een vruchtbeginsel uit 5 vruchtbladen, staan op lange stelen in de bladoksels.
De geslachten Byblis Salisb. en Roridula L., met respectievelijk 2 soorten in N.W.-Australië en 2 in Z.W.-Afrika, het eerste kruidachtig, het laatste struikvormig, beide met lijnvormige bladeren, wijken af door een 2- respectievelijk 3-hokkig vruchtbeginsel, waarom men hun in latere tijd ook wel een plaats in de nabijheid van de Saxifragaceeën heeft toegedacht.
PROF. DR TH. J. STOMPS