Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Dominicus de bauldier

betekenis & definitie

Baudier of Baudius, neo-Latijns dichter en historicus (Rijssel 8 Apr. 1561-Leiden 22 Aug. 1613), genoot humaniora-onderwijs te Aken, waarheen zijn ouders onder Alva’s bewind wegens hun religieuze gezindheid waren uitgeweken; studeerde theologie, achtereenvolgens te Leiden (1576), Gent (na de Pacificatie van Gent), Genève (in Calvinistisch milieu) en opnieuw te Gent (1583). Hij had zich tevens toegelegd op wijsbegeerte, geschiedenis en letteren en ging 1583 opnieuw naar Leiden om ook rechten te studeren; hij promoveerde er tot doctor iuris in 1585.

Als lid van een gezantschap der Staten-Generaal reisde hij 1585 naar Engeland, vestigde zich 1587 als advocaat te ’s-Gravenhage, vertrok 1587 naar Frankrijk, waar hij eerst te Tours verbleef en ca 1591/92 advocaat werd bij het Parlement van Parijs. In 1602 vertrok hij als secretaris van ambassadeur Harley naar Engeland en werd ten slotte 1603 tot hoogleraar te Leiden benoemd; hij doceerde welsprekendheid, geschiedenis (1607) en Romeins recht (1608). Zijn losbandig gedrag gaf echter de curatoren aanstoot en ca 1611/12 gaf hij zijn onderricht op om historiograaf van de Republiek te worden. Hij gaf blijk van veelzijdige belangstelling en kennis, maar werd toch het meest gewaardeerd als dichter. In 1607 verscheen zijn poëtisch oeuvre: Poëmata Varia, waaruit hij echter vooraf zijn hartstochtelijke liefdesgedichten had verwijderd (slechts een paar specimina daarvan zijn uit andere bron bekend). Zijn doel is vóór alles: waarheid en oprechtheid in heldere vorm.

Het krachtigst zijn de hekeldichten in iambische senarii (bijv. tegen de bloedige vervolging der Protestanten en andere gedichten met politieke achtergrond); verder zijn er ook oden, elegieën, verzen in hexameters (Heroica) en andere maten: er komen daaronder gnomica voor en veel gelegenheidsgedichten, opgedragen aan vrienden als Vulcanius, Heinsius, Grotius, I. Casaubonus. Na zijn dood werden uitgegeven: zijn correspondentie (Epistolarum centuriaeduae, 1615; beste uitgave 1662), verschillende Orationes, een tractaat over de woeker (Commentariolus de foenere, 1615) en zijn groot historisch werk over het Twaalfjarig Bestand (Libri tres de induciis belli Belgici, 1613). PROF.DR H.F. BOUCHERYLit.: Biog. Nat. d. Belg. i, 792 vlgg; Nieuw Ned. Biog. Wdb. VI, 81-82; G.

Ellinger, Gesch. d. neulat. Lyrik i. d. Niederl. (1933) 157*170; P. L. M. Grootens, D.

B. Een levensschets uit het Leidse humanistenmilieu (Nijmegen 1942).

< >