is een uitdrukking aan het Griekse spraakgebruik ontleend, waarin het een wijsgerig axioma of een decreet betekent. In het Christendom kreeg het de betekenis van een door de Kerk vastgestelde leerstellige formulering van het geloof.
In deze zin komt het dogma buiten het Christendom niet voor. Wel zijn er allerlei verschijnselen, die in zoverre dogma’s zijn, als zij een bepaalde geloofsinhoud in leerstellige vorm vastleggen en daarbij een min of meer theoretische inslag vertonen. Buiten de grote godsdiensten, in de primitieve en antieke wereld, vindt men het dogma weinig of niet. De rituele handeling ener-, de mythe anderzijds zijn daar in de regel de volledige uitdrukking van het heilige. Waar de dogmenvorming begint, wordt gewoonlijk een groot stuk van ritus en mythe daarin verwerkt. Een typisch voorbeeld is het Griekse Orphisme, dat, uitgaande van een primitieve mythe aangaande een verscheurde diergod, tot een formele leer aangaande God en mens, schepping en verlossing kwam. In het oude Egypte was het de zgn. ketterkoning Amenhotep IV, die reeds in de 14de eeuw v. Chr. in de naam van de door hem verheven zonnegod dogma-achtige uitspraken neerlegde. In het Jodendom neemt de geschiedenis van Israël, die een geschiedenis van het door God geschonken heil is, de plaats in, die elders het dogma bekleedt. Ten hoogste kan een uitspraak als die uit Deut. 6 : 4: „Hoor, Israël, Jahwe onze God is énig!” (of: Jahweh is onze God, Jahweh alleen!) als dogma gelden, vooral omdat dit woord tot het symbool bij uitnemendheid van het Jodendom geworden is. Van de zgn. grote godsdiensten vertoont de Islam de sterkste dogmenvorming.PROF. DR G. VAN DER LEEUW