gemeente in de provincie Gelderland, met oppervlakte 5019 ha (1949) 20.832 inw., waarvan (1930) 48 pct Ned. Herv., 38 pct R.K., 3 pct Ger.
Kerk, 1 pct Evang. Luth., 4 pct overige kerkgenootschappen en 6 pct onkerkelijken. De tegenwoordige gemeente is ontstaan door vereniging van de gemeenten Stad Doetinchem, dat de gelijknamige stad en het zgn. Schependom, bestaande uit een aantal verspreid liggende huizen omvat, met de gemeente Ambt-Doetinchem, waarin Gaanderen het grootste dorp was. De bodem bestaat vnl. uit zand; langs de Oude IJsel de Slingebeek, de Bielheimer beek en de Lovinkse beek uit rivierklei. Ongeveer 70 pct is cultuurgrond, waarvan ca 40 pct grasland en 60 pct bouwland. De bedrijven dragen een gemengd karakter. De gemeente bevat verder een grote oppervlakte bos. Bekend zijn de Kruisbergse, de Hummelose en de Slangenburgse bossen (met kasteel van die naam). Hoofdmiddel van bestaan is de industrie, welke vnl. in de stad Doetinchem is geconcentreerd en o.m. radio-onderdelen, electrische apparaten- en gramofoonplatenfabricage, steenbakkerijen, houtbewerking, lederwarenindustrie, metaalbewerking, emaille-, brandkasten- en gereedschappenfabricage, vlees- en groenteconservenindustrie, een grote drukkerij (en uitgeverij, speciaal vakbladen) en de vervaardiging van asphaltproducten en rijwielbanden omvat. Verder heeft Gaanderen metaalindustrie.De stad Doetinchem (ca 13.000 inw.), gelegen op de rechteroever van de Oude IJsel, aan de spoorweg Arnhem - Zevenaar - Winterswijk en in een knooppunt van buslijnen der Gelderse Tramweg Maatschappij, is vnl. industrieplaats, onderwijs- en handelscentrum (o.m. wekelijkse rundveemarkt en jaarlijkse beurs met winkelweek), voor de naaste omgeving. Er zijn, naast scholen voor l.o. en u.l.o., een huishoud- en ambachtsschool, een coupeursschool, een gemeentelijk lyceum (afd. gymnasium A en B, afd. H.B.S., A en B), een rijks- en een Chr. kweekschool voor onderwijzers(essen).
De stad vertoont nog de sporen van een primitieve omheining (de Hagen) en bezit een 15de eeuwse kerk. In de nabijheid ligt het Rijksopvoedingsgesticht voor jongens, De Kruisberg.
PROF. DR H. J. KEUNING
Doetinchem was een van de stemhebbende steden in het Zutphense Kwartier en middelpunt van het oude richterambt van Doetinchem. In 838 schonk graaf Rodgar aan het bisdom Utrecht o.m. de kerk in de villa Ductinghem in de IJselgouw met al wat hij daar verder bezat. Van graaf Otto II ontving de plaats stadsrecht, waarschijnlijk in 1233. Doetinchem had reeds vroeg belang bij de handel: in 1142 is er sprake van de kooplieden uit Rees, die aldaar tolvrijdom gemeten. Graaf Otto hief in 1230 de Dinsdagse weekmarkt van Doesburg op en stelde te Doetinchem een jaarmarkt in. Ofschoon de vroegere toestand zeer kort daarna hersteld werd, moet Doetinchem toch een markt behouden of opnieuw verkregen hebben. De stad was in later tijden lid van de Duitse Hanze en had, evenals Doesburg, handel in bier. De stedelijke regering werd gevormd door zes burgemeesters of raden, die tevens schepenen waren. De richter fungeerde zowel binnen als buiten de stad. Doetinchem was verscheidene malen aan belegeringen blootgesteld; bekend is het beleg door hertog Jan II van Kleef, die de zijde van keizer Maximiliaan hield, in 1499. Hij moest de aftocht blazen, toen de Geldersen in zijn land vielen. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog, in 1572, werd de stad door graaf Herman van den Bergh ingenomen, doch moest nog zes malen van heerser wisselen, voordat zij in 1600, na een beleg door graaf Willem Lodewijk van Nassau, voorgoed in Staatse handen kwam. Doetinchem is menigmaal door overstromingen geteisterd en heeft het herhaaldelijk zwaar te verduren gehad tengevolge van vreemde bezetting: door Munsterse (1665), Franse (1672-’74), Pruisische (1787), keizerlijke (1794-’95), Franse (1795), Russische (1813) en andere troepen. De 10de Mei 1940 bezetten de Duitsers de stad. Vijf jaren daarna, op Paasmaandag 1945 (2 Apr.), trok het eerste Canadese leger zegevierend binnen, nadat de stad door herhaalde bombardementen zwaar geleden had. Met de wederopbouw is begonnen en deze zal in 1950 voor een belangrijk deel voltooid zijn. De Hervormde kerk, vóór de Hervorming aan de H. Catharina gewijd, werd door brand verwoest; de herbouw, in de oorspronkelijke stijl, nadert zijn voltooiing; de toren zal later worden herbouwd. De stad, welke door de Fransen in de oorlog van 1672 nagenoeg ontmanteld was, hadden de Duitsers weer tot een stevig bolwerk weten te maken. Ten N. van Doetinchem stond vóór de Reformatie het klooster van reguliere kanunniken Bethlehem, welks proost het patronaatsrecht der parochiekerk uitoefende.
DR A. J. MARIS
Lit.: K. H. Greeven, Gesch. en beschr. van D. (Doetinchem 1829); A. H. Martens van Sevenhoven, Kerspel en richterambt D. (in: Bijdr. en Meded. der Ver. Gelre, XXIII, 1920, blz. 45); W. L. Bouwmeester, Het klooster Bethlehem bij D. (Doetinchem 1903); F. Ketner, De oudste oorkonden van het klooster Bethlehem bij D. (Utrecht 1932); C. Brendel, D. in de frontlijn (Zutphen 1945).