Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Houtbewerking

betekenis & definitie

Slechts een klein gedeelte van het hout wordt door plastische deformatie in de gebruiksvormen gebracht; o.a. in de meubelindustrie, in de wagenmakerij en bij de fabricage van vaten maakt men gebruik van de mogelijkheid tot het geven van blijvende vervorming aan vochtig en warm gemaakt hout. Verreweg het meeste hout wordt door snijdende bewerking op maat en in vorm gebracht en wel bijna uitsluitend door snijden met krulvorming.

VERSCHILLENDE BEWERKINGEN

1. Zagen

In de bewegingsrichting hebben de tanden van slechts in één richting werkende zagen de vormen van fig. 1a, 1b, 1c; 1a voor machinaal langszagen (evenwijdig aan de vezelrichting), waarbij de snedediepte niet onwillekeurig door intrekken van de zaag in het hout kan worden vergroot; 1b voor langszagen uit de hand, waarbij geen intrekkende snijkrachten een stokken van de zaag mogen veroorzaken; 1c voor kortzagen (dwars op de vezelrichting), waarbij de vezels niet mogen worden opgelicht. Moeten de zagen in beide richtingen snijden, dan moeten de tanden symmetrisch zijn, wat bij de tanden van fig. 1c zonder bezwaar kan worden bereikt, maar wat in de andere gevallen een geheel andere tandvorm medebrengt (fig. 2a, 2b). Voor dikke sneden moet het zaagsel, als de tanden zich nog in het werkstuk bevinden, behoorlijk tussen de tanden worden opgeborgen; de krulruimte moet dan vergroot worden (fig. 3a, 3b).

De raamzaag, die speciaal voor het in platen zagen van boomstammen gebruikt wordt, wordt door een krukmechanisme bewogen; in vele gevallen (meervoudige raamzaag, fig. 4a en b, waarbij de stam in één passage geheel verdeeld wordt) verticaal op en neer, in andere gevallen (enkelvoudige raamzaag, waarbij met meer zorg, in de gewenste richting en met de gewenste dikte, plaat na plaat gezaagd wordt) horizontaal. De boomstam wordt of door twee stel walsen vóór en achter de zaag gesteund en periodiek voortbewogen (aangezet) (fig. 4b) óf op een slede gespannen en daarmede aangezet. De lintzaag bestaat uit een smalle, bandvormige zaag zonder eind, die gespannen is over twee grote schijven, waarvan de in het machineframe vastliggende de aandrijving geeft, terwijl de andere in langsrichting beweegbaar is en door een gewicht op een veer het zaagblad gespannen houdt (fig. 5). Zware lintzagen worden voor hetzelfde werk gebruikt als de enkelvoudige raamzagen; lichte lintzagen worden in de houtbewerkingswerkplaatsen toegepast voor het in de gewenste vormen brengen van de samenstellende delen van een werkstuk en wel speciaal, als daarbij gebogen doorsnijdingen uitgevoerd moeten worden. Voor klein werk op dun hout dient de figuurzaag, een smal, dun, recht zaagje, dat door een krukmechanisme een op- en neergaande beweging krijgt en daarbij door een veer steeds gespannen blijft. Voor het gewone, rechtlijnige langs- en kortzagen in de houtbewerkingswerkplaatsen wordt een eenvoudige machine met ongespannen zaagblad gebruikt; dit is de cirkelzaag (fig. 6).

In het voorgaande zijn de machinale zagen genoemd. Daarnaast komen voor het handbedrijf de handzagen: de gewone handzaag, de kapzaag met fijne tanden en door een verdikking aan de bovenzijde versterkt, dun blad, de smalle schrobzagen voor het zagen langs gebogen lijnen. Deze zagen zijn ongespannen; ook gespannen zagen komen voor: de gewone spanzaag en de handfiguurzaag, waarbij het rechte zaagblad in een beugel gespannen wordt.

2. Frezen

De frezen kunnen als gereedschap uit één stuk, als spillen met daarin vastgezette messen of als meskoppen uitgevoerd worden. Fig. 7 geeft een frees voor één draairichting, terwijl de frees van fig. 8 in beide draairichtingen kan snijden. Een eigenaardige vorm van frees is de kettingfrees (fig. 9), die wordt toegepast voor het bewerken van rechthoekige openingen, zoals die veelvuldig worden aangetroflen als het gat van de pen- en gatverbinding.

De frezen behoren met de zagen tot het belangrijkste gereedschap voor de houtbewerking; behalve in de eigenlijke freesmachines, zijn de machines, die voor de vlakke bewerking van planken enz. gebruikt worden, de zgn. schaafbanken (vlak- of reêbank en vandikte-bank), in wezen freesmachines. De zgn. schaafbanken (in de houtbewerking worden ook eigenlijke schaafbanken gebruikt, zie verder) hebben als hoofdvormen: de vlak- of reêbank (fig. 10a), waarbij een lange meskop ronddraait in de tussenruimte tussen de twee gedeelten van een tafel, die schuin omhoog of omlaag verstelbaar zijn en daardoor steeds zo dicht mogelijk bij de meskop kunnen worden gebracht (voor de veiligheid en voor de steun van de vezels tegen versplinteren) ; in hun hoogteverschil geven zij tevens de dikte van de weg te nemen laag, als het hout, met de te bewerken zijde omlaag, over de tafel aangevoerd wordt. Is één kant van het hout aldus vlak geschaafd, dan kan deze kant, langs een verticale geleiding bewogen, als uitgangsvlak gebruikt worden om de beide zijvlakken zuiver te bewerken. Het vierde vlak kan echter op de vlakbank niet op een bepaalde dikte evenwijdig aan het eerste worden bewerkt. Daarvoor is nodig de vandikte-bank (fig. 10b), waarbij het op de vlakbank bewerkte vlak op een tafel geleid wordt, terwijl daarboven een meskop met aandrukker aangebracht is, die dan de bovenzijde van het hout zuiver evenwijdig aan het ondervlak bewerkt en tevens de verlangde dikte geeft, als de tafel op een passende hoogte ingesteld is. Combineert men achter elkaar de vlakbank en de vandikte-bank met nog twee verticale meskop-spillen, dan kan men in één passage het hout aan alle vier zijden bewerken: de vierzijdige schaafbank.

3. Boren

Bij het boren krijgt de van één of meer snijkanten voorziene boor een ronddraaiende beweging en langs-aanzet in het te boren gat. Fig. 11 geeft diverse vormen van houtboren: centerboor (a), spiraalboor (b), lepelboor (c), fretboor (d) en langgatboor (e). Deze boren kunnen uit de hand gebruikt worden, als zij van passende handgrepen voorzien worden (bijv. avegaren) of in houders worden geplaatst, waarmede de bewegingen aan de boor gemakkelijk te geven zijn (booromslagen, drilboren). Of wel, zij worden in verschillende machines toegepast.

4. Eenvoudige beitels

Voor handgebruik heeft men beitels in verschillende grootte en van verschillende vorm. Daarnaast komen de beitels voor in de schaafgereedschappen en in de eigenlijke schaafmachines. De handschaven, waarvan een voorbeeld in fig. 12 gegeven is, bestaan uit een houten of metalen blok, dat voor geleiding en voor vezelaandrukking dient, waarin de schaafbeitel, bijv. met een wig, wordt vastgezet, en passend ver naar onderen uitstekend gemaakt wordt. De handschaven worden in verschillende vormen gebruikt: de korte blokschaaf voor eenvoudige bewerkingen, de langere voorloper en de lange reischaaf voor werk, waarbij aan de vlakheid hogere eisen gesteld worden. De eigenlijke schaafmachines komen in haar werking overeen met de handschaven. Zij worden alleen voor meer speciale gevallen gebruikt, daar voor het gewone vlakke werk de freesbewerking wordt toegepast.

Voorbeelden van de eigenlijke schaafbanken zijn o.a. de strijkbank (fig. 13) voor het schaven van dunne plankjes (sigarenkisten e.d.), waarbij het hout door een wals wordt voortbewogen en op een in hoogte instelbare tafel wordt gedrukt; in die tafel is een schaafbeitel aangebracht; de fineerschaafbank (fig. 14), waarbij de beitel in een heen en weer gaande slede is geplaatst, die van het daaronderliggende, na elke snede verticaal omhoog aangezette blok van een mooie houtsoort, brede samenhangende lagen afneemt, welke lagen als fineer, ter verfraaiing op gewoon houten werkstukken worden geplakt. Behalve in de schaafbanken komen de beitels verder voor in de draaibanken. Daar bij de houtbewerking het ronde werk dikwijls geprofileerd is, worden de profiel-draaibanken veel toegepast, waarbij door een mal aan het gereedschap de beweging volgens de juiste baan gegeven wordt. In plaats van een beitel wordt, terwille van de snelheid, op de slede dikwijls een sneldraaiende frees geplaatst, terwijl dan het werkstuk langzaam ronddraait. Een bijzondere vorm van draaibank is de bank voor het maken van de dunne platen, die, in meer lagen, met de vezelrichting telkens haaks op elkaar geplakt, het zgn. triplexen multiplexhout geven. Bij dergelijke draaibanken schilt een brede beitel een spiraalvormige laag van het ronddraaiende houtblok (fig. 15). Het triplex- en multiplexhout heeft het voordeel van gelijkmatige sterkte en kleine krimp in alle richtingen, waardoor het dus ook weinig trekt.

5. Schuren

Voor het glad maken van houten werkstukken gebruikt men veelal schuurpapier (linnen of papier, waarop fijn kwarts of glaspoeder is gelijmd) het wordt uit de hand toegepast of aangebracht op machinaal bewogen banden, schijven of rollen, waartegen het werkstuk wordt aangedrukt.

Lit.: L. A. van Royen, Leerboek der mechanische technologie, dl I, 2 (2de dr. 1916), Hout.

< >