(Phleum L.) is de naam van een plantengeslacht met 16 soorten uit de familie der Grassen of Gramineeën. Het zijn aarpluimgrassen met een dichte, rolronde, aarvormige bloeiwijze. In uiterlijk lijkt het doddegras veel op de vossestaart maar het is er gemakkelijk van te onderscheiden, doordat door strijken met de vingers de bloempakjes, voordat de aar geheel rijp is, niet loslaten, wat wel het geval is bij de vossestaart.
De aartjes zijn éénbloemig, de beide kelkkafjes zijn niet met elkaar vergroeid en afgeknot. De kamachtig gewimperde kiel van de kelkkafjes loopt in een korte naald uit, terwijl de beide kroonkafjes ongenaald zijn.De voornaamste soort is het timotheegras (P. pratense L.). Dit werd uit Duitsland naar Noord-Amerika overgebracht en daar als voedergras op aanbeveling van Timothy Hanson verbouwd, later als Timothygras over Engeland weer naar het overige Europa teruggebracht. Het ontwikkelt zich vrij laat in het jaar en verhoogt aldus de opbrengst der tweede snede.
In de duinen komt het kleine zanddoddegras (P. arenarium L.) voor. In de Alpen is het Alpendoddegras (Phleum alpinum L.) een goed voedergewas op de alpenweiden.