of Dimitrij (Latijnse vorm: Demetrius), naam van enige Russische grootvorsten. Belangrijk zijn:
Dmitrij Iwanowitsj,
bijgenaamd Donskoj, vorst van Moskou, „grootvorst van Wladimir en heel Rusland” (12 Oct. 1350 - 19 Mei 1389), zoon van grootvorst Iwan II Iwanowitsj, volgde reeds op 9-jarige leeftijd zijn vader op (1359), maar een rivaal, vorst Dmitrij Konstantinowitsj van Soezdalj, wist van de khan der Tataren, van wie Rusland toen afhankelijk was, de grootvorstelijke waardigheid te verkrijgen. De regent, metropoliet Alexios, gelukte het echter met steun van de bojaren dit ongedaan te maken, zodat Dmitrij Iwanowitsj in 1362 grootvorst werd. Deze waardigheid verloren de vorsten van Moskou daarna niet meer. Een zware strijd had Dmitrij te voeren met enkele rivalen, o.a. de vorst van Twerj, maar hij wist hen allen „onder zijn wil te brengen”. In deze strijd is het hem eens, bij een vijandelijke inval in Moskou, te stade gekomen, dat hij kort te voren de houten palissade van het Kremlin door een stenen muur had laten vervangen, zodat de vesting het uithield.
Dmitrij waagde het ook de strijd aan te binden met de khan der Tataren, die door onderlinge onenigheid enigszins verzwakt waren. Hij versloeg hen in 1380, ten koste van zware verliezen, op het Koelikowo-veld aan de Don (vandaar zijn bijnaam Donskoj). Wel namen de Tataren twee jaren later wraak, plunderden en verbrandden Moskou en legden het weer schatting op, maar de betekenis van de slag bij de Don was, dat de Tataren niet onoverwinnelijk waren gebleken, en dat, terwijl de meeste andere Russische vorsten zich afzijdig hielden, die van Moskou de nationale zaak had verdedigd. De latere vereniging van Rusland onder Moskou is hierdoor voorbereid.
Dmitrij Iwanowitsj,
zoon van Iwan de Verschrikkelijke uit diens laatste (zevende) huwelijk met Maria Fjodorowna Nagaja (19 Oct. 1582 - 15 Mei 1591), werd na de dood van zijn vader (1584), toen zijn oudere halfbroer Fjodor Iwanowitsj opvolgde en Boris Godoenow practisch de macht in handen kreeg, met zijn moeder verbannen naar Oeglitsj. Daar de zwakke tsaar Fjodor kinderloos bleef, was Dmitrij troonopvolger. Op 15 Mei 1591 werd hij, nog geen 9 jaar oud, op de binnenplaats van het slot te Oeglitsj gevonden met een dodelijke wond aan de keel. Maria Nagaja beschuldigde de ambtenaar van de Moskouse regering te Oeglitsj, Bitjagowskij, dat hij met zijn zoon de daad had bedreven, en beiden werden vermoord. Een officiële commissie uit Moskou kwam en rapporteerde als doodsoorzaak, dat Dmitrij in een epileptische aanval zichzelf in zijn mes zou hebben gestort. De Nagoj’s met aanhang werden gestraft met dood en verbanning; Maria moest in een klooster. Het officiële rapport vond weinig geloof en de volksovertuiging vindt men ook in de meeste kronieken uitgesproken, dat Boris Godoenow, die de zwager was van tsaar Fjodor en zelf tsaar hoopte te worden, de aanstichter was. De kwestie is nooit opgelost. De geheimzinnigheid van het geval heeft het geloof mogelijk gemaakt, dat Dmitrij niet was gestorven. Enige personen hebben zich later voor Dmitrij uitgegeven. Het zijn:
Valse Dmitrij I,
over wiens afkomst niets met zekerheid bekend is (dat hij een gevluchte Russische monnik, Otrepjew, zou zijn geweest, gelijk officieel te Moskou bij zijn opduiken werd verklaard, wordt thans niet meer aanvaard). Hij verscheen in 1603 op het kasteel van prins Adam Wiszniewiecki in Pools West-Rusland en beweerde de zoon van Iwan de Verschrikkelijke te zijn (een ander kind zou te Oeglitsj gedood zijn), ging van daar naar de verwant van Wiszniewiecki, George Mniszek, wojewode van Sandomierz in Polen, wiens steun hij kreeg en met wiens dochter Marina hij zich verloofde. Hij werd aan koning Sigismund III van Polen voorgesteld, ging over naar de R.K. kerk en kreeg de morele steun van de Jezuieten en de Curie, die op de bekering van Rusland tot het Rooms-Katholicisme hoopten. Hij schijnt zelf steeds aan de echtheid van zijn afkomst te hebben geloofd; door de Polen en de R.K. kerk is hij als instrument gebruikt.
Zijn optreden betekent het begin van de zgn. Troebele Tijd (1604-1613). Met hulp van Mniszek verzamelde hij een legertje van kozakken en anderen en trok daarmee in Aug. 1604 het Moscovische rijk binnen. Na aanvankelijke successen werd hij door een Moscovisch leger teruggeslagen, kreeg echter versterkingen van kozakken en hield het, ingesloten te Kromy bij Orel, tot plotseling (13 Apr. 1605) tsaar Boris Godoenow stierf. Het Russische leger liep nu naar pseudo-Dmitrij over. De bojaren te Moskou wilden zich thans met zijn hulp van de heerschappij van de Godoenow’s bevrijden. Fjodor, het jeugdige zoontje van Boris, werd met zijn moeder vermoord en Juni 1605 trok de valse Dmitrij Moskou binnen. Maria Nagaja, moeder van de vermoorde Dmitrij, „herkende” hem. Als regeerder toonde hij zich niet onbekwaam, maar het wekte ergernis, dat hij zich weinig aan het traditionele ceremonieel hield, veel vreemdelingen naar Moskou haalde, van wie vooral de Polen, die in aanzienlijk aantal met zijn bruid Marina meekwamen, aanstoot gaven door hun optreden. Het Rooms-Katholicisme bevorderde hij echter niet. Toch was het niet moeilijk voor de oppositie van de bojaren onder leiding van Wasilij Sjoejskij het volk op te hitsen, waarbij Dmitrij natuurlijk een bedrieger werd geheten. In een bloedig oproer werd hij met ca 2000 buitenlanders vermoord (nacht van 16/26 op 17/27 Mei 1606). Twee dagen later werd Wasilij Sjoejskij tot tsaar uitgeroepen.
Valse Dmitrij II,
bijgenaamd de rover van Toesjino, duikt op in 1607, net als het oproer van boeren en havelozen onder leiding van Bolotnikow tegen tsaar Wasilij Sjoejskij is onderdrukt. Hij verklaart dezelfde te zijn als pseudo-Dmitrij I, die bij het oproer van 1606 zou zijn ontkomen. Hij verzamelt resten van de oproerlingen van Bolotnikow, daarnaast kozakken en allerlei avonturiers. Hijzelf was een avonturier-rover van onbekende herkomst, leek niets op zijn voorganger, hoewel Marina Mniszek, die hij in handen had gekregen, hem als haar man „herkende”! Hij heeft Moskou van Toesjino uit, een dorp in de buurt, sinds 1608 belegerd; eveneens, 16 maanden lang, het beroemde klooster Troitsa-Sergijewo. Intussen brandschatten zijn benden het land. Een neef van tsaar Sjoejskij, Skopin, weet hem ten slotte met hulp van de Noordrussische bevolking te verjagen. Hij gaat naar Kaloega, waar hij in 1610 (11/21 Dec.) door een Tataar is vermoord.
In de verwarde jaren die volgden is nog een derde Valse Dmitrij opgedoken, een gewezen diakoon Isidoor, die zich met hulp van aldaar gelegerde kozakken in 1611 van Pskow meester maakte. Toen in 1613 de troebelen eindigden met de verkiezing van tsaar Michael Romanow als tsaar, is hij gevangen en gedood.
PROF. DR TH. J. G. LOCHER
Lit.: Pierling, Rome et Demetrius (1878); Pantenius, Der falsche D. (1904); Sjtsjepkin, Wer war pseudo-Demetrius? Archiv f. slav. Philologie, XX; Platonow, Schetsen over de gesch. van de Troebele Tijd (Russ.). In de schone literatuur is de geschiedenis van valse Dmitrij I herhaaldelijk behandeld, o.a. in drama’s van Schiller, Hebbel, A. S. Chomjakow en Ostrowskij; ook in Poesjkin’s Boris Godoenow treedt hij op.