Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GROOTVORST

betekenis & definitie

(Russisch: welikij knjaz) is de titel die de heersers van Kiew in het oude Russische rijk droegen en die uitdrukking was van hun opperheerschappij over de andere (deel) vorsten van het rijk. Bij het verval van het rijk van Kiew in de 12de eeuw ging de titel over op de vorsten van Wladimir in Centraal-Rusland.

In de 13de en 14de eeuw, tijdens de heerschappij der Tataren waren het hun chans, die de titel verleenden. Sinds Iwan Kalita (1328) was hij in het bezit der vorsten van Moskou, maar ook andere vorsten als die van Twerj en Rjazan droegen hem, totdat Moskou in de 15de eeuw hun gebied inlijfde. De heersers van het Moscovische rijk bleven de titel, die nu grootvorst van heel Rusland luidde, dragen, ook toen zij sinds de 16de eeuw de tsarentitel aannamen.Grootvorst was ook de titel der vorsten van Litauen. Na de personele unie van dit land met Polen (1386) ging hij over op de koningen van Polen, na de Poolse delingen der 18de eeuw op de Russische tsaren. Sinds de inlijving van Finland bij Rusland (1809) droegen dezen ook de titel van grootvorst van Finland. Evenzo waren de Oostenrijkse keizers grootvorst van Zevenburgen.

De titel grootvorst werd in het tsaristische Rusland bovendien gedragen door de broeders, zoons en kleinzoons (in de mannelijke lijn) van de keizer.

PROF. DR TH. J. G. LOGHER