Gengis-Chan of eigenlijk Temoedsjin, Mongools veroveraar, waarschijnlijk van Turkse afkomst (ca 1155 - Ninghia, China, 18 Aug. 1227). Door verschillende gelukkige veldslagen verkreeg hij in 1203 de opperheerschappij in een groot gedeelte van Mongolië, alsmede het bezit van de hoofdstad Karakoroem.
Door een Koeroeltai (rijksdag van de Mongoolse stammen) werd hij nu in 1206 Chaghan of Vorst der Vorsten genoemd en een sjamaanse heilige voorspelde, dat hij de heerschappij over de gehele wereld zou ontvangen, hem tevens gelastende zich niet meer Temoedsjin, maar Djingiz (machtige) te noemen. Te hulp geroepen door de Zuidchinese keizer uit de Soeng-dynastie, trok hij nu op tegen het Mantsjoerijk Kin in Noord-China en overschreed hij de Grote Muur. Na een zesjarige oorlog werd de hoofdstad Yen-King (later Peiping) stormenderhand ingenomen, geplunderd en verbrand (1215). Opzettelijk vernietigde hij het rijk Kin echter niet. Misschien te hulp geroepen door de Kalief van Bagdad wendde hij zich nu tegen de sjah van Chwârizm (het latere Chiwa), die toen een groot gedeelte van Perzië beheerste en trok dus nu naar het Westen. Ca 1220 werden Boechara, Samarkand en Oergendsj ingenomen en verwoest. Gedurende 7 jaren ging Djingiz Chan voort met veroveren, zodat hij, nadat de Russen 31 Mei 1223 bij de rivier Kalka (Kaleza), die in de Zee van Azow uitstroomt, een vreselijke nederlaag geleden hadden, zijn heerschappij tot aan de Dnjepr uitstrekte. Djingiz Chan stierf te midden van de voorbereidingen voor een nieuwe veldtocht tegen China. Zijn rijk werd verdeeld onder zijn vier zoons. Van hem is geen ander gedenkteken overgebleven dan een steen van graniet, te Nertsjinsk gevonden en vroeger aldaar geplaatst en met een geschrift voorzien ter nagedachtenis aan zijn verovering van het koninkrijk Sartagol (Karakitai).Lit.: Ralph Fox, Genghis Khan (Albatross Verlag 1936), m. uitgebr. bibliogr.; F. Krause, Cingis Han (vert. n. d. Chin. Rijksannalen) (Heidelberg 1922); B. J. Wladimirzow, Tschingis Chan (Russ. 1922, Fr. 1929, Eng. 1930); M. Prawdin, Tsch., der Sturm aus Asien (1935); René Grousset, Etat actuel des études sur l'histoire gengiskanide in: Bull. Int. Committee Histor. Sciences, no 46 (Juni 1941).