Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DISSIDENTEN

betekenis & definitie

(van Latijns dissideo, gescheiden zijn) is de naam voor de Protestanten in Polen, die met uitzondering van Wederdopers, Socinianen en Quakers, ondanks hun niet behoren tot de heersende R.K. Kerk, vrijheid van godsdienst bezaten.

Onder de pacta conventa, die ten grondslag hadden gelegen aan de Poolse constitutie na de dood van de laatste van de Jagellonen (1572), kwam de pax dissidentium, rechtsgelijkheid van de grote godsdienstige partijen, voor (Confederatie van Warschau, 1573); na 1632 bezigde men echter de term uitsluitend voor de niet-R.K. Gaandeweg werden hun de toegestane rechten weder ontnomen, vooral in 1717 het recht op kerkbouw, 1753 het stemrecht in de Rijksdag en het recht om staatsambten te bekleden. Na de troonsbestijging van Stanislaus Augustus dienden de dissidenten bij de Rijksdag van 1766 hun bezwaren in, waarbij zij de steun van Rusland, Denemarken en Engeland genoten. Hierop wist Rusland het voor hen tot een overeenkomst te brengen, ten gevolge waarvan de geconfedereerde dissidenten met de R.K. werden gelijkgesteld (Tractaat van Warschau, 24 Febr. 1768). Bij de volgende Poolse delingen werden deze rechten bevestigd.In Duitsland duidt men met dezelfde term diegenen aan, die noch tot de Evangelische noch tot de R.K. Kerk behoren en hetzij confessieloos dan wel leden van andere kerkvormingen zijn (Constitutie van Weimar, 11 Aug. 1919, welker bepalingen op 19de-eeuwse beginselen teruggaan).

Lit.: Th. Wotschke, Gesch. d. Reformation in Polen (1911).

< >