Hieronder verstaat men de politiek welke de centrale bank volgt t.a.v. de hoogte van de rentevoet voor kortlopende credieten.
Disconteren is het overnemen van een wissel onder aftrek van de rente, een in bepaalde landen, zoals België en Frankrijk, zeer gebruikelijke vorm van credietverlening door de centrale bank aan de particuliere banken. In de landen, zoals Nederland, waar het gebruik van wisselcrediet op de achtergrond is geraakt en accommodatie van de centrale bank in hoofdzaak wordt genoten in de vorm van voorschotten in rekening-courant, pleegt men niettemin de ter zake van haar rente door de centrale bank gevolgde gedragslijn discontopolitiek te noemen. De hoogte van de door de centrale bank vastgestelde rente vormt een richtsnoer voor de particuliere banken, die bij haar disposities rekening moeten houden met de mogelijkheid van verlies, indien zij bij haar beroep op de centrale bank wissels, of — zoals in Nederland als regel voorkomt — schatkistpapier zouden moeten afstoten. Voor het overige is de werking der discontopolitiek, afgezien van conventioneel van het disconto der centrale bank afhankelijk gestelde tarieven, hoofdzakelijk van psychologische aard: het door de centrale bank vastgestelde disconto is slechts te beschouwen als een indicatie van de politiek der centrale bank met betrekking tot de rente op korte termijn. Naast de discontopolitiek worden dan ook door de centrale banken bij haar credietpolitiek veelal andere middelen in toepassing gebracht (zie centrale banken).
De discontopolitiek van de centrale bank is in het verleden veelvuldig toegepast als correctuur op bepaalde internationale kapitaalbewegingen, die een bedreiging vormden voor de wisselkoers. Indien op een gegeven moment de vraag naar vreemde valuta het aanbod gaat overtreffen, heeft de wisselkoers de neiging tot dalen. Teneinde deze daling te bestrijden kan nu de centrale bank het officiële disconto verhogen. Als gevolg hiervan werd het voor buitenlandse financiers voordelig geldmiddelen op korte termijn te gaan uitzetten op de binnenlandse geldmarkt met als resultaat een stijging van de vraag naar binnenlandse valuta en een herstel van de wisselkoers.
Vele economisten hebben gemeend, dat de werking van de discontopolitiek geenszins tot dit soort transacties beperkt bleef. Men meende, dat ook evenwichtsverstoringen van meer permanente aard door middel van een juist gevoerde discontopolitiek konden worden voorkomen. Duurzame verstoringen van het betalingsbalansevenwicht kunnen uiteraard slechts worden bestreden door beïnvloeding van de omvang van in- en uitvoer van goederen en diensten en van het kapitaalverkeer. De voornaamste methode tot stimulering van de export en beperking van de import is gelegen in een kostendaling en daarmede een prijsdaling t.o.v. het buitenland. Daling van de binnenlandse productiekosten immers maakt het voor de exporteurs mogelijk, hun afzet in het buitenland te vergroten. Anderzijds zal een aantal buitenlandse producenten de concurrentiestrijd met binnenlandse voortbrengers op de binnenlandse markt niet kunnen volhouden. De vraag doet zich echter voor, of inderdaad de discontopolitiek, die zich beperkt tot de manipulatie van één der kostenelementen, nl. de rentevoet, in staat moet worden geacht, om een algemene verandering in het binnenlandse prijs- en kostenniveau te bewerkstelligen. De vraag op deze wijze gesteld kan slechts ontkennend worden beantwoord.
Men heeft echter getracht om de betekenis van de discontopolitiek voor het duurzame betalingsbalansevenwicht te bewijzen, door de betekenis van de rentevoet voor het aanhouden van voorraden bij de handel in het licht te stellen. Wanneer de rentevoet stijgt, zal de handel geneigd zijn om minder voorraden aan te houden. Het gevolg hiervan is een daling van de vraag naar goederen van de zijde van de handel, waardoor de producent overgaat tot prijsverlaging en productiebeperking. Het is duidelijk dat deze invloed slechts van voorbijgaande aard is.
Moderne onderzoekingen hebben tot de conclusie geleid, dat de omvang van de productie, en daarmede de hoogte van het nationaal inkomen in eerste instantie afhankelijk is van de verhouding tussen sparen en investeren. De invloed van de rentevoet, en zeker die van de rente voor kort crediet, blijkt op dit proces slechts een geringe invloed te hebben.
Lit.: G. M. Verrijn Stuart, Geld en Crediet; J. M. Keynes, The General Theory of Employment, Interest and Money.