van het oog. Bijna alle gewervelde dieren bezitten het vermogen de brekende kracht (z refractie) van het oog te wijzigen, waardoor het mogelijk wordt, dat voorwerpen scherp op het netvlies worden afgebeeld, onafhankelijk van de afstand, waarop zij zich van het oog bevinden (binnen zekere grenzen).
Deze functie van het oog wordt accommodatie genoemd.Mechanisme.
Het mechanisme, waardoor de accommodatie tot stand.komt is voor verschillende diersoorten verschillend. In grote trekken kan men de volgende mechanismen onderscheiden:
1. Verplaatsing van de lens van het oog in zijn geheel (vissen);
2. Verandering van de vorm van de lens (reptielen, vogels, zoogdieren).
Bij den mens komt volgens de meest gangbare opvatting de accommodatie tot stand, doordat de ciliaire spier (z ciliair lichaam) zich samentrekt, ten gevolge waarvan de vorm van het ciliaire lichaam zich wijzigt en waardoor de kracht, die het ciliaire lichaam via de ophangvezels van de lens (zonula Zinnii) uitoefent op de lenskapsel, vermindert. Hierdoor is de lensmassa in staat, toe te geven aan de neiging de bolvorm aan te nemen. De kromming van de lensvoorvlakte neemt toe, waardoor de lens sterker brekend wordt. De hier geschetste voorstelling van het accommodatiemechanisme wordt niet door alle onderzoekers aanvaard.
Accommodatiebreedte.
Het punt in de ruimte waarop het oog bij volkomen, ontspannen accommodatie, resp. bij volkomen ingespannen accommodatie is ingesteld, is het vertepunt (punctum remotum) resp. het nabijheidspunt (punctum proximum). Het gebied tussen vertepunt en nabijheidspunt is het accommodatiegebied. Evenals de brekende kracht van het oog wordt uitgedrukt in dioptrieën (z refractie) is men gewoon het toenemen van de brekende kracht tengevolge van de accommodatie uit te drukken in dioptrieën. Het verschil tussen de brekende, kracht van het oog bij maximaal ingespannen accommodatie en bij maximaal ontspannen accommodatie noemt men de accommodatiebreedte. De grootte van de, accommodatiebreedte vertoont individuele verschillen
en is verder in hoge mate afhankelijk van de leeftijd (zie fig.). Met het toenemen van de leeftijd verplaatst het nabijheidspunt zich steeds verder van het oog. Hierdoor is het feit te verklaren dat op een bepaalde leeftijd het accommodatievermogen te gering wordt voor het verrichten van normale bezigheden als lezen, naaien enz. Er ontstaat dan een toestand die bekend staat als ouderdomskortzichtigheid (presbyopie). Met behulp van brilleglazen (z bril) kan dit gebrek worden gecorrigeerd. De plaats van vertepunt en nabijheidspunt is afhankelijk van de refractie van het oog. Ook de leeftijd, waarop de presbyopie ontstaat, is dus hiervan afhankelijk. Een emmetroop oog (z refractie) wordt op een leeftijd van ongeveer 45 jaren presbyoop, een oververziend oog eerder een bijziend oog later (of nooit).
Accommodatie en convergentie.
Het vermogen tot accommodatie is in belangrijke mate gekoppeld aan het vermogen tot convergentie (d.w.z. aan het vermogen de gezichtslijnen der beide ogen te richten op het te fixeren voorwerp). Men kan het zo uitdrukken, dat de accommodatie de convergentie meesleept (en omgekeerd). Bij een bepaalde graad van convergentie heeft de accommodatiebreedte een zekere mate van speling. Deze speling (de accommodatiebreedte bij constante convergentiegraad) wordt relatieve accommodatiebreedte genoemd.
Stoornissen van de accommodatie.
Deze ontstaan door verlamming of kramp van de ciliaire spier. Men kent een volledige accommodatieverlamming (accommodatie-paralyse, cycloplegie) en een gedeeltelijke accommodatieverlamming (accommodatie-parese) .
Accommodatieverlamming kan worden opgewekt door het toedienen van bepaalde vergiften (zowel algemene als plaatselijke toediening). Dergelijke vergiften zijn cycloplegica. Cycloplegische werking hebben o.a. atropine, homatropine, scopolamine. Deze cycloplegica veroorzaken tevens een verlamming van de kringspier van de pupil (mydriasis). Geïsoleerde accommodatieverlamming (dus zonder mydriasis) kan ontstaan bij bepaalde infectieziekten (diphtherie, botulisme).
Accommodatiekramp,
een kramp van de ciliaire spier kan ontstaan door toediening van bepaalde vergiften (bijv. pilocarpine, physostigmine) en kan verder zijn oorsprong hebben in het centrale zenuwstelsel (hysterie, encephalitis).
DR J. TEN DOESSCHATE
Lit.: Duke Elder, Textb. of ophthalmology, Dl I Kimpton (London 1938).
Accommodatie-coëfficiënt.
Wanneer een molekuul van een gas of een damp een vaste wand treft, zal het óf direct gereflecteerd worden, óf het zal zich aan de wand hechten, om enige tijd later deze wand weer te verlaten in een richting, die volkomen onafhankelijk is van de richting van waaruit het de vaste wand bereikte. De fractie van de invallende molekulen, die zich vasthecht, noemt men de accommodatie-coëfficient. Deze bedraagt dikwijls zo goed als 1, bijv. kwik-molekulen op een kwikoppervlak, is soms geringer, bijv. voor waterstofmolekulen op een platinawand: 0,2. De accommodatie-coëfficient neemt af als de temperatuur stijgt, bij voldoend lage temperaturen zijn alle accommodatie-coëfficiënten gelijk aan 1.