(1) Nederlands letterkundige (Delft 7 Juli 1887), keerde zich — zoals bleek uit zijn polemiek met Kloos (1912) en later in het door hem en Just Havelaar opgerichte tijdschrift De Stem (1921 -’42) —met beslistheid tegen aestheticisme en intellectualisme. Hij streeft naar een synthese van aesthetiek en (ondogmatische) ethiek.
Hij is steeds vervuld van de „grandeur et misère de l’homme” en schrijft bewogen over de menselijke aard en gesteldheid. Door zijn voorliefde voor het algemeen menselijke bleef er in zijn houding een zekere onbepaaldheid, waardoor hij het voorwerp werd van tegenstrijdige beoordeling. In 1925 gaf hij de bekende bloemlezing van de moderne poëzie uit voorzien van een belangrijke inleiding: Nieuwe geluiden (5de dr., 1941). Hij woont thans in zijn geboortehuis te Delft.Bibl.: Uren met Novalis (1915); Verzameld Proza, 2 dln i925-27 (studies en beschouwingen); aphorismenbundels: Marginalia (I, 1919,6de dr. 1926; II 1939); Dostojevski (1920); te zamen met anderen: De nieuwe Europeesche geest in kunst en letteren (1920); De Nederlandsche poëzie in honderd verzen (bloemlezing, 1927); Het kind in de poëzie (bloemlezing, 1935); Muziek in woorden (1903); Menschen, tijden, boeken (1942); Een verzameling proza en poëzie, ingeleid (1947); toneel: Torenspel (voor Delftse studenten, 1923); Het leven en sterven van Willem van Oranje (1948).
Lit.: H. Marsman in De lamp van Diogenes (1928); Anth. Donker in Ter Zake (1932); E. Du Perron, Uren met Dirk Coster (1933); A. v.
Duinkerken in: De Gids 1947, 2; F. Sierksma in: Schoonheid als eigenbelang (1948).
(2) Nederlands natuurkundige (Amsterdam 5 Oct. 1889), studeerde, na een opleiding tot onderwijzer, te Leiden, waar hij in 1922 promoveerde. Hij werkte daarvoor ook in Lund en Kopenhagen, vnl. over de spectroscopie van de röntgenstralen en ontdekte daarbij in het instituut van N. Bohr samen met Van Hevesy het hafnium. Sinds 1924 hoogleraar in de experimentele natuurkunde en meteorologie te Groningen heeft hij met zijn leerlingen vnl. op het gebied van de röntgenstralen en van de optica gewerkt, waarnaast ook werk op kernfysisch gebied te noemen valt.
Bibl.: Röntgenspectra en de atoomtheorie van Bohr, diss. (1922); Straling en materie. Rede (1924). Verder vele tijdschr.art.