eigenlijk Cassius Dio Coccejanus, Grieks geschiedschrijver uit Nikaia in Bithynië (ca 150 ca 235 n. Chr.); zijn vader was een aanzienlijk Romeins ambtenaar, zijn grootvader de rhetor Dion Chrysostomos.
Hij bekleedde een aantal hoge ambten; na zijn tweede consulaat (in 229 te zamen met keizer Alexander Severus) trok hij zich in zijn geboorteplaats terug. Het gunstige onthaal, dat enige geschriften van hem vonden, deed hem besluiten de gehele Romeinse geschiedenis te boek te stellen, van de komst van Aeneas in Italië tot zijn eigen consulaat in 229. Tien jaren (201-210) besteedde hij aan het verzamelen van het materiaal. Het werk, Romeinse Geschiedenis geheten, omvatte 80 boeken; daarvan zijn bewaard de boeken 36-60 (begin van 36 en slot van 60 ontbreken), die de geschiedenis van 68-47 v. Chr. bevatten en een samenhangend verhaal van de doodsstrijd der republiek geven; verder zijn de boeken 79 en 80 grotendeels bewaard.Voor de reconstructie staan ons o.a. ten dienste het excerpt, dat in de 11de eeuw de Byzantijnse monnik Xiphilinos van boek 36 af vervaardigde, en de kroniek der wereldgeschiedenis van de Byzantijnse geschiedschrijver Zonaras (12de eeuw), die in boek 7-12 de Romeinse geschiedenis hoofdzakelijk naar Dio verhaalt. Dio’s geschiedenis is een bron van de eerste rang. Hij bezit een groot talent de gebeurtenissen aanschouwelijk voor te stellen en een — in de practijk geschoold — inzicht in het verband der gebeurtenissen. Toch vertoont ook hij zwakheden: zijn bijgeloof, het gemis aan zedelijke moed om wreedheden der keizers te laken, gebrek aan psychologisch begrip van de motieven der te beschrijven persoonlijkheden. Dio is een overtuigd monarchist, en beziet de geschiedenis van dit standpunt uit.
Bibl.: Uitgave van U. Ph. Boissevain (5 dln, Berlin 1895-1930), een monument voor de Nederlandse filologie, dl IV bevat een Index historicus door H. Smilda (1926); voorts met Engelse vertaling in 9 dln van E. W. Cary (in The Loeb Classical Library 1918 e.v.).