(Lieve Vrouwen Parochie 14 Aug. 1821 - Holwerd 15 Jan. 1914), stamde uit een bakkersfamilie. Hij zelf was ook enige tijd bakker, doch werd al spoedig bediende in een boekhandel te Franeker; in 1861 verhuisde hij naar Holwerd, waar hij een eigen boekwinkel opende; het meest verdiende hij echter met zijn pen.
Hij was redacteur van een reeks periodieken, die hij voor het grootste deel zelf vulde (De Bijekoer, De Frîske hûsfrjeun, De Frîske Nysbode, Friso, Friesch Volksblad, Sljucht en Rjucht, As jimme it lije meije). Op zijn best was hij in populaire versjes en vertellingen; voor grotere verhalen was zijn compositiekracht en zijn psychologisch indringingsvermogen niet sterk genoeg. Zijn werk gaat niet diep, maar het bezit wel typerend vermogen. Het werd druk gelezen; daardoor is zijn nationale betekenis groter dan zijn letterkundige. Hoe populair Dijkstra was bleek wel uit de naam, waarmee men hem noemde; meestal heette hij Waling-om (= oom). Behalve met wat hij schreef, heeft Dijkstra het Friese volksbewustzijn ook versterkt door zijn „winterjounen”, voordrachtavonden, te zamen met T. G. van der Meulen, G. Colmjon, A. Boonemmer, of ook wel alleen (sinds 1860).Waling Dijkstra komt voort uit een orthodox-Protestants milieu; hij zelf was echter van een meer liberale gezindheid. Zijn werk heeft zeer vaak een moralistische tint.
Behalve een ontelbaar aantal versjes en vertellingen publiceerde Dijkstra ook nog een belangrijk folkloristisch werk: Uit Frieslands volksleven (2 dln, Leeuwarden 1896). Verder verzorgde hij een populair-wetenschappelijke uitgave van de Friesche Rymlerije van Gysbert Japicx (Franeker 1853) en was het vooral aan zijn ijver en doorzettingsvermogen te danken, dit het Friesch Woordenboek (Leeuwarden 1911) tot stand kwam.
Bibl. en Lit.: G. A. Wumkes in De Vrije Fries XXI, blz. 92-104; Idem, in Bodders yn de Fryske striid (Bolsward 1926), blz. 580-614 en in Paden II en IV; Gedenkboeken bij Dijkstra’s tachtigsten en negentigsten verjaardag: Lokwinsken oan Waling Dijkstra (Leeuwarden 1901), For Waling-om (Leeuwarden 1911); J. Piebenga, Koarte skiednis fen de Fr. skriftekennisse (1939), blz. 103; D. Kalma, Fr. Skriftekennisse I (1928), blz. 8; Idem, Fr. Skriftekennisse fen 1876-1897 (1939), blz. 7; E. B. Folkertsma, Toer en tsjerke (1934), blz. 250. Zijn werk zal opnieuw worden uitgegeven; het eerste dl. met een biogr. door zijn zoon en een uitv. bibliografie, verscheen reeds (Boalsert 1949).