grondlegger van de Hervormde predikantsopleiding te Doetinchem (Tzum 16 Apr. 1830 - Doetinchem 15 Jan. 1909), ging als winkelier te Franeker tot de Afscheiding over en werd op grond van art. 8 der Kerkenorde als man van „singuliere gaven” tot de evangeliebediening in de Chr. Gereformeerde Kerk toegelaten; in 1862 werd hij als zodanig predikant te Doetinchem.
Na de stichting van een Christelijke Lagere school begon hij zijn werkzaamheid om jongelieden tot predikant op te leiden; 26 Nov. 1868 had de opening van het internaat Ruimzicht plaats. Als aanhanger van het Réveil kwam Van Dijk in botsing met verschillende Chr. Gereformeerde denkbeelden, ook door zijn niet van eigenzinnigheid vrij te pleiten optreden, gepaard soms met de bediening van het H. Avondmaal, buiten enig kerkelijk verband, zodat de Generale Synode der Chr. Gereformeerden te Middelburg hem in 1869 afzette. Met zijn kerkeraad verkreeg hij toen erkenning als Nederl. Hervormde Zendingsgemeente te Doetinchem en zelf werd hij in 1874 Hervormd. Scholenstichting te Zelhem en Hall volgde; in 1876 de Vereniging voor Voorlopige Opleiding van nog jongere mensen, met het internaat Avondrood te Doetinchem, de Groen van Prinsterer-kweekschool voor Christelijke onderwijzers, terwijl het gymnasium te Doetinchcm door zijn arbeid in aanzien toenam. In de tijd van de Doleantie, toen er een tekort was, en geregeld sedertdien, leveren de Doetinchemse Inrichtingen, welker studenten vnl. te Utrecht maar ook elders studeren, een belangrijk getal predikanten aan de Ned. Hervormde Kerk, onder wie verscheiden mannen van naam en daarnaast een kleiner getal academici in andere maatschappelijke betrekkingen.Lit.: G. A. Wumkes, Uit het leven en levenswerk van J. van D. Mzn, met Geschr. en Opst. over de Doetinchemse Stichtingen (1917);Het Prot. Vaderland II, 681-686; Nw. Ned. Biogr. Wb. II, 417/8.