Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LICHAAMSHOLTE

betekenis & definitie

(1) (coeloma) noemt men de ruimte tussen lichaamswand en ingewanden. Deze holte ontstaat in het begin van de embryonale ontwikkeling door splijting van het middelste kiemblad (mesoderm).

Een deel komt buiten het embryo te liggen (exocoeloom) en verdwijnt. In het deel binnen het embryo ontwikkelen zich de borsten buikorganen, die een deel van de ruimte opeisen. Door de vorming van tussenschotten ontstaan ten slotte de borst-, buik- en pericard(hart-) holten.(2, dierkunde), naam waaronder verschillende ruimten in het dierlijk lichaam worden samengevat. Bij de holtedieren ontbreekt de lichaamsholte nog geheel, maar bij de overige veelcellige dieren (Coelomata, dl 7, p. 178) onderscheidt men de primaire en de secundaire lichaamsholte (resp. protocoel en deuterocoel). Eerstgenoemde is in het eenvoudigste geval de soms virtuele, maar dikwijls werkelijk aanwezige ruimte tussen ectoderm (toekomstige opperhuid) en entoderm (toekomstige binnenbekleding van de darm, Z kiembladen). Tot de primaire lichaamsholte moet men ten slotte alle ruimten rekenen, die niet aan de definitie van een secundaire lichaamsholte beantwoorden.

De primaire lichaamsholte kan meer of minder door ander weefsel of door organen opgevuld zijn. Bijna gevuld is zij bijv. bij de gewervelde dieren, waar alleen de holte (lumen) van hart en bloedvaten tot de primaire lichaamsholte gerekend moeten worden, daar zij bekleed zijn met afgeplatte mesodermale bindweefselcellen en niet met epitheelcellen, zoals de secundaire lichaamsholte (zie hierna). Ook bij de platwormen is de primaire lichaamsholte geheel door vulweefsel (parenchym) en organen opgevuld. Een ruime primaire lichaamsholte vinden wij daarentegen bijv. bij de raderdieren, waar vulweefsel ontbreekt. Hier liggen de organen in de primaire lichaamsholte, door welke ook spiervezelbundels verlopen, terwijl een secundaire lichaamsholte ontbreekt.

In de literatuur vinden wij de primaire lichaamsholte onder allerlei namen vermeld, daar hij zich onder verschillende vormen kan voordoen (bijv. schizocoel, pseudocoel, blastocoel) (z ontwikkelingsgeschiedenis).

De secundaire lichaamsholte (coeloom) is een dikwijls volumineuze ruimte, bekleed met mesodermaal epitheel (z epitheel). Doorgaans liggen darmkanaal en andere organen in deze lichaamsholte, maar zo dat zij door het epitheel, dat de lichaamsholte bekleedt (buikvlies, peritoneum), omgeven worden (z spijsverteringsorganen). Bij de gewervelde dieren behoort behalve borsten buikholte ook de holte van het hartzakje tot het coeloom. Evenals de gewervelde dieren hebben bijv. ook ringwormen en stekelhuidigen een ruime secundaire lichaamsholte. Bij de ringwormen is de lichaamsholte gesegmenteerd («segmentering). Bij de geleedpotigen vloeien gedurende de ontwikkeling de primaire en de gesegmenteerde secundaire lichaamsholte samen tot een mixocoel. Dikwijls ontstaat het coeloom ontogenetisch door splijting in het mesoderm, maar het kan zich ook van de oorspronkelijke darmholte (archenteron) vrijmaken en heet dan enterocoel (bijv. bij de stekelhuidigen).

Verschillende theorieën zijn opgesteld betreffende het phylogenetisch ontstaan van het coeloom. Zo leidt de enterocoeltheorie van O. en R. Hertwig de lichaamsholte uit de darmholte af, de gonocoeltheorie (Ed. Meyer, A. Lang) beschouwt het coeloom als de vergrote holte van een gonade (geslachtsklier), maar het is mogelijk, dat het coeloom niet bij alle diergroepen op dezelfde manier in de loop der phylogenie ontstaan is.

Lit.: (voorn. werken): A. E. du Marchie Sarvaas, La théorie du coelome, diss. Utrecht (1933); H. E. Ziegler, Ueber den derzeitigen Stand der Coelomfrage. Verh. Deutsch. Zool. Gesellsch. (1898); A. Lang, Beiträge zu einer Trophocoeltheorie. Jenaische Zeitschr. Bd. 31 (1908).

< >