Kamkwallen of Ctenophora, vormen een subphylum van het dierenrijk dat tot de Holtedieren behoort. Het zijn vrij zwemmende, geleiachtige dieren van een bolvormige of cylindervormige, soms bandvormige gedaante en doorgaans van 2 lange, draadvormige tentakels voorzien.
Zij ontlenen hun naam aan de bewegingsorganen, waartoe 8 zgn. ribben dienen, die met dwarse roeiplaatjes bedekt zijn. Deze plaatjes bestaan uit beweeglijke trilhaartjes.De tentakels zijn bezet met zgn. colloblasten of kleefcellen, die tot het vangen van de prooi kunnen worden uitgestoten. Meestal kunnen de tentakels in scheden teruggetrokken worden. Bovenop (tegenover de mond) vindt men het zgn. aborale zintuig of toporgaan, dat boven alles evenwichtsorgaan is. De mond is onderaan in het midden en na de darmholte, waarin de vertering van het voedsel (kreeftjes enz., soms zelfs visjes) plaats heeft, vertakt deze zich langs de ribben. Het zijn alle tweeslachtige dieren. Gewoonlijk heeft er geen gedaanteverwisseling plaats.
Het meest komen de ribkwallen in warme zeeën voor. Hun grootte wisselt af van 1 cm tot enige decimeters; de band vormige Venusgordel (Cestus veneris) wordt bijna 1 m lang. Verder mogen genoemd worden Pleurobrachia of Cydippe, die algemeen ook aan de Nederlandse kusten voorkomt, en Beroë, die geen tentakels heeft, en met zijn grote mond zelfs visjes kan verschalken. Eén soort van dit geslacht, Beroë cucumis, komt ook in de Noordzee voor.
PROF. DR H. ENGEL