zijn huidaandoeningen, die door schimmels worden veroorzaakt, meestal door lagere schimmels (fungi imperfecti). Over de rangschikking van deze schimmels in het botanische stelsel heerst nog veel strijd.
In de geneeskunde wordt hoofdzakelijk de indeling volgens Sabouraud gevolgd, die op klinisch-aetiologische gronden berust.Dat schimmels een huidziekte kunnen veroorzaken, werd het eerst ontdekt door de Italiaan Bassi in 1834. Hij toonde nl. aan, dat de ziekte der zijderupsen, de muscardino of calcino, door een schimmel wordt veroorzaakt. In 1837 vond Remak schimmels in de korsten van een huidaandoening bij mensen, toen favi en thans favus genoemd. Schönlein toonde aan, dat deze schimmels de oorzaak van de favus waren. In de loop van de tijd heeft men allerlei huidaandoeningen leren kennen, die door verschillende schimmels worden veroorzaakt. Men onderscheidt oppervlakkige en diepe vormen. Oppervlakkige vormen: trichophytie, microsporie, favus, epidermophytie, spruw (soms diepere vormen), pityriasis versicolor, erythrasma, trichomycosis nodosa, piedra, otomycosis. Diepe vormen: actinomycose, madoeravoet, sporotrichose, blastomycose, histoplasmose. De benaming is soms volgens de klinische kenmerken (favus), soms naar de veroorzakende schimmel (trichophytie e. d.).
Wegens het ontbreken van chlorophyll, waardoor photosynthetische processen niet mogelijk zijn, zijn de schimmels voor haar groei afhankelijk van de anorganische en organische voedingsstoffen van de weefsels, waarin zij zich ontwikkelen. Bij de mens groeien zij nagenoeg alleen in de hoornlaag van de huid, de haren en de nagels. Schimmelaandoeningen van de nagels noemt men onychomycosen. De beelden waaronder zij zich voordoen zijn zeer verschillend. Sommige schimmelaandoeningen zijn gekenmerkt door een lichte schilfering van de hoornlaag, gepaard gaande met een verandering van kleur (pityriasis versicolor, erythrasma); in andere gevallen ziet men een heftige ontsteking van de huid, waarbij abscesvorming en necrose kunnen voorkomen. Tussen deze uitersten komen allerlei overgangsvormen voor. Sommige schimmels tasten nooit de haren aan (epidermophyton, Malassezia furfur), andere hebben een bijzondere voorkeur voor de haren (trichophyton, microsporon, achorion). Enkele schimmels (actinomyces e.d.) beperken zich vaak niet tot de huid doch tasten ook andere weefsels en organen aan,
zoals de lymphklieren, longen, botten e.d. (diepe vormen, dermatomycosis profunda).
De kennis der schimmelaandoeningen is zeer vergroot door het aantonen der schimmels met behulp van de microscoop (schilfers of haren in kaliloog), het kweken op voedingsbodems, kunstmatige besmettingen bij dieren alsmede door het inzicht in allergische processen die bij deze aandoeningen kunnen voorkomen. Zgn. mosaic fungi, die men in het kaliloogpraeparaat kan aantreffen, kunnen tot vergissing aanleiding geven. Zij lijken op schimmels, doch zijn waarschijnlijk cholesterine kristallen.
Wij weten thans, dat de verschillende schimmels aparte ziektebeelden kunnen verwekken, maar ook dat schijnbaar identieke ziektebeelden door geheel verschillende schimmelsoorten ontstaan. Vandaar de vooral van Amerikaanse zijde gepropageerde indeling der schimmelaandoeningen volgens het aangetaste lichaamsdeel. Zij spreken van tinea capitis (aan het hoofd), tinea pedis (aan de voet), tinea manuum (aan de hand) enz. Met tinea heeft men oorspronkelijk kale plekken willen aanduiden, zoals die bij schimmelaandoeningen op het behaarde hoofd wel werden gezien. Ook worden er wel insecten (motten) mee aangeduid en de hierdoor in linnen of wol veroorzaakte wormstekige plekken. De Fransen spreken van teigne.
Wij houden ons hier aan de beschrijving van de ziektebeelden die door een bepaalde schimmel worden veroorzaakt. Waar en wanneer er afwijkingen door schimmels bij de mens ontstaan wordt enerzijds door de pathogene eigenschappen van de schimmel zelf bepaald, anderzijds door de eigenschappen van de zieke (leeftijd, dispositie). Zo genezen de trichophytie en microsporie van het behaarde hoofd bij kinderen, in tegenstelling tot de favus, omstreeks de puberteit; trichophytie komt bij volwassenen vooral in de baard voor; de nagels kunnen op elke leeftijd ziek worden. De spontane genezing in de puberteit wordt verklaard door een verhoogde afscheiding der talgklieren van het behaarde hoofd; het afscheidingsproduct dezer klieren zou in die tijd tevens een hogere concentratie van fungicide (schimmeldodende) vetzuren bevatten.
Men onderscheidt de schimmels ook wel in humane en animale vormen. Onder de humane vormen verstaat men schimmels, waarbij de besmetting steeds van mens op mens geschiedt, onder animale, die afkomstig zijn van dieren. Terwijl de humane schimmels weinig plaatselijke reacties verwekken, zijn deze bij de animale vaak zeer heftig. Bij de animale vormen komen vaak allergische verschijnselen voor (zie allergie), die zich kunnen voordoen als symmetrisch over het lichaam verspreide papeltjes en vlekjes, waarin zelden schimmels worden gevonden. Het ontstaan van deze allergische verschijnselen, mykiden genoemd (bij de afzonderlijke ziekten spreekt men van epidermophytiden, trichophytiden e.d.), kan met algemene verschijnselen gepaard gaan (koorts). Deze allergische toestand is aan te tonen door een huidreactie met uit schimmelcultures verkregen stoffen, de zgn. trichophytinereactie.
Het aantal over de gehele wereld voorkomende schimmels bedraagt verscheidene tienduizenden, waarvan reeds ruim 100.000 gedetermineerd zijn. Slechts een klein gedeelte der bekende schimmels is pathogeen voor de mens. Vooral in de tropen komen veel schimmelaandoeningen bij mensen voor; in niet tropische gebieden ziet men ze echter ook, vooral daar waar de hygiënische omstandigheden slecht zijn. Schimmelaandoeningen van de huid zijn gekenmerkt door vorming van ringen of bogen met centrale genezing en voortschrijding aan de rand (vandaar de naam ringworm). De aandoening is meestal scherp begrensd. In behaarde huidgedeelten ontstaan meer of minder kale plekken. Vroeger sprak men van herpes tonsurans (herpein = voortkruipen, tonsurare = scheren, kaalmaken), herpes circinatus.
Trichophytie komt voor op het behaarde hoofd, de onbehaarde huid (d.w.z. met lanugoharen begroeide huid) en in de nagels. De aandoening wordt veroorzaakt door besmetting met schimmels van het geslacht trichophyton, waarvan een zestigtal soorten en varianten bekend is. Bij de oppervlakkige trichophytie van het behaarde hoofd, die nagenoeg alleen bij kinderen voorkomt, vindt men meestal vrij talrijke kale plekken. Deze tonen lichte roodheid en schilfering, de zieke haren zijn dof en dicht bij de hoofdhuid afgebroken. Deze vormen zijn zeer besmettelijk en genezen moeilijk voor de puberteit, zodat meestal ontharing door Röntgenstralen met zorgvuldige nabehandeling nodig is. Omstreeks de puberteit geneest de aandoening spontaan. De diepe trichophytie, het zgn. kerion Celsi, een half bolvormige sponsachtige rode zwelling, heeft een vrij sterke neiging tot spontane genezing met achterlating van littekens. De besmetting geschiedt vaak op school, bij de kapper, in theaters door de stoelruggen en door besmette dieren (vee). Tinea imbricata of tokelau komt zeer verbreid voor in de tropen. De aandoening is gekenmerkt door vorming van concentrische ringen van schilfers, die elkaar dakpansgewijs bedekken (imbrex = dakpan). De verwekker is een bepaalde trichophyton, de trichophyton concentricum.
Microsporie
Deze gelijkt veel op de trichophytie. Deze ziekte komt in Nederland weinig voor, daarentegen veel in Engeland, Frankrijk en Amerika. De verwekker is een microsporon.
Favus
Deze ziekte wordt veroorzaakt door een achorion, die tegenwoordig tot de trichophytonschimmels wordt gerekend. Behalve bij mensen komt de favus o.a. voor bij muizen. Zie verder onder favus.
Epidermophytie is een aandoening die veelvuldig voorkomt, vooral als zgn. zwemschimmel aan de voeten en als eczema marginatum Hebrae, dat vooral in de liesstreek gelocaliseerd is. De verwekkers, epidermophytonschimmels, onderscheiden zich van de trichophytons hierin, dat zij niet in de haren groeien. De zwemschimmel zetelt vooral tussen de tenen en veroorzaakt hier rode, vochtige en wat schilferende plekken met kloofjes en blaasjes. Ook komt de aandoening aan de voetzool voor. Soms veroorzaakt de epidermophytie veel klachten, zodat het lopen bemoeilijkt wordt; vaak echter ondervindt men weinig last en is men zich niet bewust van de ziekte. Cremer onderzocht 50 willekeurige studenten, van wie er 7 epidermophytie bleken te hebben, hetgeen slechts één van hen bekend was. De grote verbreiding van de infectie wordt gewoonlijk toegeschreven aan het sterk toegenomen gebruik van zweminrichtingen, douches en kleedkamers. Het nut van prophylactische voetbaden, die in zwembaden wel worden gebruikt, is twijfelachtig. Hoofdzaak is de voeten na het baden goed af te drogen en eventueel te poederen met schimmeldodende middelen. Bij epidermophytie komen ook nogal eens blaasjes aan de handen voor, vooral aan de vingers, alsook meer uitgebreide uitslagen. Zij zijn meestal van allergische aard.
Spruw
Het bekendst is de zuigelingenspruw, welke als witte vlekjes op het mondslijmvlies voorkomt. De verwekker is de spruwschimmel, die vroeger oidium albicans werd genoemd. Ook wordt de schimmel wel met monilia albicans aangeduid en de laatste tijd spreekt men meestal van candida albicans. Deze spruwschimmels komen ook bij volwassenen voor, vooral op vochtige plaatsen (huidplooien). Zo veroorzaken zij vaak vochtige plekken tussen de vingers en de liesplooien en bij vrouwen onder de borsten. Suikerziekte werkt de ontwikkeling van spruwschimmels in de hand. Bij uitzondering ontstaan diepere processen of worden inwendige organen (longen, botten) aangetast. Bij zwangere vrouwen treft men de spruwschimmel nogal eens in de vagina aan (kans op besmetting van het kind).
Pityriasis versicolor wordt veroorzaakt door de schimmel microsporon furfur, ook wel Malassezia furfur genoemd. De ziekte doet zich voor als kleine en grotere lichtbruine tot gele plekjes, die samen kunnen vloeien. De aandoening is vooral gelocaliseerd op de romp. Vroeger nam men ten onrechte een verband met tuberculose aan. Wel bevordert zweten de groei. Na blootstellen aan de zon kunnen er witte vlekken ontstaan (leucoderma). Pityriasis versicolor is een onschuldige ziekte. In de tropen noemt men deze aandoening panoe en ten dele identieke of verwante vormen pityriasis flava, Hodi-potsy.
Erythrasma wordt veroorzaakt door de microsporon of discomyces minutissimus. De aandoening komt vooral bij mannen aan de binnenkant van de dijen voor. Het zijn bruinrode vlekken, die weinig klachten veroorzaken.
Trichomycosis palmellina (lepothrix) wordt veroorzaakt door de trichosporon minutissimum. De aandoening is vnl. gelocaliseerd aan de haren, vooral aan die van de oksels. Om de haren ziet men geelrood gekleurde, wat slijmerige massa’s, die op knobbeltjes, schubben of schilfers gelijken.
Piedra (naar het Spaanse woord voor steen) doet zich voor als kleine harde knobbeltjes om de haren. Men onderscheidt een piedra nostras, die vooral knobbeltjes in snor of baard of in het hoofdhaar van jonge vrouwen veroorzaakt. De knobbeltjes zijn nooit zwart van kleur. De verwekker is een trichosporon. Er komt ook een tropische vorm voor, piedra nigra met zwarte knobbeltjes.
Otomycosis of Myringomycosis. Hiermede wordt een schimmelinfectie van de uitwendige gehoorgang aangeduid. Verschillende schimmels zijn hierbij gekweekt; het is echter nog de vraag of aan de gevonden schimmels pathogene (ziekmakende) betekenis kan worden toegekend.
Diepe schimmelaandoeningen van de huid (dermatomycosis profunda). De huidverschijnselen zijn meestal abscessen, zweren en (of) knobbels, die op sommige vormen van syphilis of tuberculose van de huid kunnen gelijken. De ziekte beperkt zich niet altijd tot de huid, ook andere organen (longen, nieren, botten e.d.) kunnen worden aangetast. Het zijn vaak ernstige ziekten. Deze diepe schimmelaandoeningen zijn, althans in Europa, betrekkelijk zeldzaam. In de tropen worden zij meer aangetroffen. Terwijl de besmetting van de oppervlakkige schimmelziekten meestal van patiënt op patiënt, met soms gebruiksvoorwerpen als intermediair, geschiedt, is het waarschijnlijk, dat dit bij de diepe schimmelaandoeningen niet het geval is. Bij deze laatste vermoedt men, dat besmetting plaatsvindt door saprophytisch op planten of dode voorwerpen levende schimmels. De belangrijkste diepe schimmelaandoeningen zijn:
Actinomycose, Madoeravoet of mycetoma (zie actinomycose) en Sporotrichose. De laatste aandoening wordt veroorzaakt door schimmels van het geslacht sporotrichon. Joodkali is voor deze ziekte een goed geneesmiddel.
Blastomycose
Men onderscheidt een Noordamerikaanse vorm van Blastomycose, die door Gilchrist in 1894 voor het eerst werd beschreven. De verwekker is de Blastomyces dermatitides. De Europese blastomycose werd door Busse en Buschke het eerst beschreven in 1895. De ziekte wordt ook wel Torulosis of cryptococcosis genoemd. De verwekker is de Cryptococcus neoformans (Torula histolytica). Ook is er een Zuidamerikaanse blastomycose, beschreven, die wel met paracoccidiomycosis wordt aangeduid. De verwekker is de paracoccidioides brasiliensis.
Chromoblastomycosis of dermatitis verrucosa komt vnl. aan het been of de voet voor. De verwekker is een Fonsecaea.
Histoplasmose
Deze ziekte wordt vaak na de dood pas herkend. De verwekker is de histoplasma capsulatum. Tot de verschijnselen behoren vergroting van de lever, milt en lymphklieren. Er kunnen koorts en anaemie bij voorkomen. In ca de helft der gevallen vindt men afwijkingen aan huid en slijmvliezen (zweren, papels, purpura). De vraag of er ook een goedaardige vorm van histoplasmose voorkomt is nog niet opgelost. Deze vorm zou verantwoordelijk zijn voor bepaalde verkalkingen in de longen bij personen die nooit longtuberculose hebben gehad.
Behandeling van schimmelaandoeningen in het algemeen.
Over een afdoend middel tegen schimmelinfecties beschikken wij nog niet. Wel zijn er talrijke middelen, die een fungicide (schimmeldodende) werking hebben en die met meer of minder succes bij de lijders aan deze ziekte worden toegepast, zoals verdunde jodiumtinctuur, salicylzuur, benzoëzuur, bepaalde vetzuren e.d. Hiernaast moet aan algemene maatregelen aandacht worden geschonken, bijv. rust bij aandoeningen aan de voeten. De verbreiding der infectie bij de patiënten zelf en in de omgeving moet worden tegengegaan door nauwkeurige hygiënische maatregelen (gebruiksvoorwerpen, kappers, ruggen van theaterzetels!). Vooral in het buitenland worden talrijke spécialité’s in het bijzonder tegen epidermophytie aanbevolen. Ondoelmatig en ondeskundig gebruik leidt vaak tot verergering der ziekte en overgevoeligheid voor de stoffen, die deze spécialité’s bevatten. Bij diepe schimmelaandoeningen worden aanbevolen joodkali, sulfapraeparaten, penicilline, soms Röntgenbestralingen.
DR R. KOOIJ
Lit.: W. L. L. Carol, Leerboek der huidziekten (2de dr., 1948); G. Cremer, Schimmelziekten bij den mensch. Vakblad voor Biologen. Jaarg. 23, nr 5 (1942); Idem, De Epidermophytie te Amsterdam, in het bijzonder die der voeten en handen (Acad. Proefschr. Amsterdam 1933); Oliver Ormsby en Hamilton Montgomery, Diseases of the Skin (1948); G. M. Lewis en M. E. Hopper, An introduction in Medical Mycology (1943).