het noordelijkste departement van Frankrijk, uit voormalig Frans-Vlaanderen en een groot gedeelte van Cambrésis en Frans Henegouwen gevormd, telt op 5774 km2 (1946) 1 917450 inw. De vlakke duinkust bezit een lengte van 35 km en heeft 2 havens, Duinkerken en Grevelingen.
Alleen in het Z.O. zijn uitlopers der Ardennen tot 266 m. Het departement behoort grotendeels tot het stroomgebied der Schelde, het oostelijk gedeelte met de Sambre, tot dat van de Maas. Het kanaal van St Quentin verbindt de Schelde met de Seine. Men verbouwt er vooral veel graan, aardappelen, peulvruchten, suikerbieten, hop, vlas, hennep, koolzaad, cichorei, ooft en walnoten. Ook is er tuinbouw en bloementeelt en een belangrijke veehouderij. De bodem levert vnl. steenkolen (bij Rijsel en Valenciennes), verder marmer, krijt, zandsteen, enz.
Nord is ook een belangrijk industrieel departement. Industriesteden zijn: Rijsel, Roubaix, Tourcoing, Avesnes, Kamerijk, Douai, Valenciennes en St Amand; met wol-, katoen-, vlas- en hennepspinnerijen, ververijen en blekerijen en kunstzijdenijverheid. Verder zijn er suikerraffinaderijen, smelterijen en hoogovens, staalfabrieken, gieterijen, looierijen, papier-, glas- en porseleinfabrieken, pottenbakkerijen, pannenbakkerijen, zeepfabrieken, brouwerijen, branderijen enz. De uitvoer geschiedt vooral over Duinkerken. De hoofdstad is Rijsel. In Wereldoorlog I heeft dit departement geducht geleden.